Verlossing voor overtreders

15 te vallen was, laat staan in te nemen. En er woonden onverschrokken Kanaänieten, die trots neerzagen op die Israëlieten in de diepte. Debir, Kirjath-Sefer, was dus een onneembare vesting. En daar staan dan de mannen van Juda onder aan die berg, onder leiding van Kaleb. U kent hem wel: één van die twee verspieders. Kaleb, de zoon van Jefunne, uit de stam van Juda. Samen met Jozua, de zoon van Nun, uit de stam van Efraïm. De enige twee verspieders die góéd spraken van het Beloofde Land. O, Kaleb heeft al menige overwinning behaald, maar deze strijd is hem te zwaar. Hij weet niet hoe hij dat adelaarsnest daar in de hoogte zou kunnen veroveren, hoe hij die trotse Kanaänitische adelaar uit zijn nest zou kunnen stoten. En dan roept Kaleb zijn mannen bijeen en hij zegt: Wie Kirjath-Sefer slaan zal, die vesting daar in de hoogte, wie haar zal innemen, die zal ik mijn dochter Achsa tot een vrouw geven. Hij looft zijn kind uit als een bruidsschat voor de dappere held die Debir zou kunnen overweldigen. Onwillekeurig gaan onze gedachten uit naar de vraag van God de Vader in de nooit begonnen eeuwigheid, Wie die hoge rotsvesting van Beëlzebul zou kunnen innemen. En zoals hier in de geschiedenis van Juda’s stam er één is die het kan, en de dochter van Kaleb tot zijn bruid krijgt, zo was er ook in de nooit begonnen eeuwigheid Eén Die gezegd heeft: ‘Zie, Ik kom; in de rol des boeks is van Mij geschreven.’ En die meerdere Othniël heeft dat adelaarsnest van de satan veroverd, Hij alleen. En Hij heeft een schone bruid verworven, Zijn uitverkoren Kerk. Daar gaat Othniël. Het is ons niet geheel duidelijk wie Othniël was. We lezen in vers 13: ‘Toen nam Othniël haar in, de zoon van Kenaz, de broeder van Kaleb, die jonger was dan hij.’ Maar het is de verklaarders niet duidelijk of ‘broeder van Kaleb’ nu terugslaat op Kenaz of dat het terugslaat op Othniël. In het eerste geval zou het betekenen dat Othniël de neef van Kaleb was, en in het tweede

RkJQdWJsaXNoZXIy OTA4OQ==