Een eeuwige toevlucht

14 Na zijn colleges over Psalm 90 heeft Luther alleen nog over Genesis gedoceerd. Direct in aansluiting aan Psalm 90 begon hij daarmee op 1 juni 1535. Het zou de afsluiting van zijn hoogleraarschap worden. Zelf vermoedde hij al dat hij dit project voor zijn dood niet meer af zou kunnen maken. Toch is hij nog meer dan tien jaar met dit eerste bijbelboek bezig geweest, tot hij in 1546 stierf. Luther zag het Psalmenboek als een boek vol vermaning en vertroosting. In zijn Tischreden zei hij: Het is niet zozeer een didactisch boek, maar meer een boek waaruit gepreekt moet worden, omdat daarin Gods beloften ons worden voorgehouden. Het maakt zelfs pelgrimstochten overbodig. ‘Vroeger maakten veel mensen een pelgrimstocht naar Rome, Jeruzalem of Santiago de Compostella, om voldoening te geven voor hun zonden. Maar de ware pelgrimstocht leggen we af in het geloof, namelijk wanneer wij de Psalmen, profeten en evangelisten ijverig lezen. Dan hoeven wij niet langs heilige steden te trekken maar kunnen wij, al wandelend door hun gedachten en harten, het Beloofde Land en het paradijs van het eeuwige leven bezoeken.’ Bij Luther stond de vertroosting voorop. Ook in de uitleg van deze Psalm heeft hij getracht die naar boven te halen, daarbij gebruikmakend van herkenbare accenten uit zijn theologie. En zo leren we niet alleen Psalm 90, maar ook Luther beter kennen. Zoals gezegd, ging Luther in zijn verklaring uit van de Hebreeuwse grondtekst, waarvan hijzelf een vertaling maakte, of soms gebruikte hij de Vulgata. Deze bijbelteksten staan in klein kapitaal afgedrukt. Daaronder staat de tekst in de Statenvertaling vermeld. Apeldoorn, oktober 2005 drs. C.Th. Boerke

RkJQdWJsaXNoZXIy OTA4OQ==