Een eeuwige toevlucht

9 INLEIDING Luther had een bijzondere voorliefde voor het boek van de Psalmen. Hij had het lief gekregen, zodra hem de ogen waren opengegaan voor de rijkdom aan geestelijk leven die daarin opgesloten ligt. In de zogenaamde Lutherbijbel, zijn Duitse vertaling van de Schrift, legt hij daarvan getuigenis af in de inleiding die hij op de Psalmen geschreven heeft. Luther ziet het Boek der Psalmen als een kleine ‘Biblia’ op zichzelf, waarin op fraaie en beknopte wijze is samengevat wat men in de hele Schrift vindt. Wie de hele Bijbel niet kan lezen, vindt in de Psalmen de Schrift als in een klein boekje bijeengebracht. Belangrijker is echter nog dat we in de Psalmen de gelovigen als het ware in het hart kunnen kijken. We zien wat zij dachten en zeiden, hoe zij tot God baden en met Hem spraken in alle omstandigheden van het leven, in vreugde en verdriet. Want waar vindt men diepere vreugde dan in de lofpsalmen en dieper verdriet dan in de klaagpsalmen? Zo zou geen schilder het kunnen afbeelden of dichter het kunnen verwoorden. Dat dit alles rechtstreeks tegenover God geuit wordt en vaak in een dialoog met Hem, geeft aan de woorden een grote zeggingskracht en ernst mee. Zo kunnen wij vanuit de Psalmen leren om in verdriet, vreugde en hoopvolle verwachting in het geloof te leven. De Psalmdichters nodigen ons daarbij uit om hen na te volgen. Kortom: wie de heilige, algemene, christelijke kerk in levendige kleuren geschilderd wil zien, moet het Psalmenboek ter hand nemen. Aldus de reformator. Luther is zijn leven lang met de Psalmen bezig gebleven. In de

RkJQdWJsaXNoZXIy OTA4OQ==