9789033131912

52 MEDI TAT I ES DEN HERTOG - HOUTEN Op de voetstappen der schapen DS . C . J . MEEUSE

© 2022 Den Hertog B.V. Houten ISBN 978 90 331 3191 2 Alle rechten voorbehouden. Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand, of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, hetzij digitaal, elektronisch, mechanisch, door fotokopieën, opnamen, of op enige andere manier, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever.

7 Inhoud 1. Geen nieuw begin zonder Christus (Nieuwjaar) 13 2 Korinthe 5:17 2. De schatkamers van de sneeuw 16 Job 38:22a 3. De komst van de Sterkere 19 Mattheüs 3:11b 4. Christus’ komst maakt scheiding 22 Mattheüs 3:12 5. Zie, het Lam Gods 25 Johannes 1:36b 6. Water wordt wijn 28 Johannes 2:2a 7. Rijk door armoede 31 Mattheüs 5:3 8. De vraag naar Christus’ gewilligheid 34 Mattheüs 8:2, 3a 9. Een Heere van de sabbat 37 Mattheüs 12:8 10. Volslagen afhankelijkheid (Biddag) 40 Johannes 15:5b 11. Sions gezalfde Koning 43 Psalm 2:6, 11 12. Die veracht worden, veracht Christus niet 46 Jesaja 53:3a 13. Christus’ bidden als Hogepriester 49 Johannes 17:1b

8 14. Gedenk mijner... (Goede Vrijdag) 52 Lukas 23:42 15. Christus’ verschijning aan Petrus (Pasen) 55 1 Korinthe 15:5a 16. Wie krijgt onze liefde? 58 Johannes 21:16c 17. De dood door de dood gedood 61 2 Koningen 13:21 18. Bezetting en bevrijding 64 Joël 1:3 19. De nabijheid van een levende Jezus 67 Mattheüs 28:20 20. Christus’ Koninklijke hemelvaart (Hemelvaart) 70 Psalm 68:19 21. Wachten op de Heilige Geest 73 Handelingen 1:4 22. Hoe de Heilige Geest komt als de wind (Pinksteren) 76 Handelingen 2:2 23. Een gebed om vrijmoedigheid 79 Handelingen 4:29 24. Een buitenstaander erbij gezet 83 Handelingen 8:35 25. De Heilige Geest twist nog met ons 86 Genesis 6:3a 26. Uw Koninkrijk kome 89 Markus 16:15 27. Vreugde door lijden 92 Hebreeën 12:1b-2a 28. Leven voor een dode 95 Ezechiël 16:6 29. Wrede barmhartigheid 98 Spreuken 12:10b

9 30. Op de voetstappen der schapen 102 Hooglied 1:7, 8 31. Als een appelboom onder de bomen 105 Hooglied 2:3 32. Gods ontferming over mens en dier 108 Jona 4:11 33. Aren oplezen 111 Ruth 2:7 34. Het verlangen om naar Gods huis te gaan 114 Psalm 27:4 35. Een zalig opluisteren 117 Psalm 89:16a 36. Kracht voor de ambtelijke dienst 120 Openbaring 1:17b 37. Waar woont u? 124 Openbaring 2:13a 38. Godzalig thuiswerk 127 1 Timotheüs 5:8 39. Indien gij u niet bekeert... 130 Lukas 13:4, 5 40. Een gebed om geloof 133 Markus 9:24b 41. Een bemoediging voor vreesachtigen 136 Markus 6:50b 42. Liefde is onmisbaar 139 1 Korinthe 13:2 43. Om Sions wil geen stilzwijgen 142 Jesaja 62:1 44. Reformatie: doorgaande bekering 145 Mattheüs 4:17 45. Een weggaan van Christus door overvloed (Dankdag) 148 Mattheüs 19:22

10 46. Christus’ komst als regen op het nagras 151 Psalm 72:6 47. Bij U is Raad 154 Jesaja 9:5b 48. Genezing door Christus’ komst 157 Jesaja 35:5, 6a 49. De ontmoeting van Maria en Elisabet 160 Lukas 1:46b-47 50. Brood uit de hemel 164 Lukas 2:4b 51. Gods Zoon als Zaligmaker (Kerst) 167 Mattheüs 1:21 52. Een jaar uitstel (Oudjaar) 170 Lukas 13:8b

13 – Nieuwjaar – – 1 – Geen nieuw begin zonder Christus Zo dan, indien iemand in Christus is, die is een nieuw schepsel; het oude is voorbijgegaan, zie, het is alles nieuw geworden. 2 Korinthe 5:17 Een nieuw jaar wordt vaak met goede voornemens begonnen. Je denkt dat je de fouten van het verleden wel kunt overwinnen en neemt de jaarwisseling als breekpunt. Je denkt het kwaad achter je, in het verleden, en begint met een schone lei en met de beste voornemens voor de toekomst. Wat zal ervan terechtkomen? Hoe dikwijls zijn mensen zo een nieuw jaar begonnen, en hoe snel viel men meestal weer terug in vorige fouten! Wist men al een slechte gewoonte te overwinnen, een andere nam de plaats in en... niet zelden ging het van kwaad tot erger. Een oud gezegde luidt: ‘De weg naar de hel is geplaveid met goede voornemens.’ Moet je dan helemaal geen goede voornemens koesteren? Moet men zich dan maar lijdelijk overgeven aan eigen fouten, slechte gewoonten, die toch zonden zijn? Zeker moet het kwaad bestreden worden, maar het is te hardnekkig om door optimistische verwachtingen overwonnen te worden. Wie de overwinning van zijn eigen kracht verwacht, gaat door op zijn weg naar de ondergang. Paulus heeft in zijn leven zowel de zondekwaal leren kennen alsook de echte genezing. Hij leerde dat hij met al zijn onheilige ijver

14 een vijand van Christus was, die voor God dus niet bestaan kon. Het gebod was gekomen, de zonde weder levend geworden en hij was gestorven. Zijn gerechtigheid bleek voor God, zoals Jesaja schrijft, ‘een wegwerpelijk kleed’ te zijn. De zondekwaal heeft ons hart, de bron van onze werken, besmet en verdorven. En zolang we proberen onze werken te verbeteren en ons hart ongemoeid laten, handelen we als een kwakzalver: we bestrijden de verschijnselen, maar zien de oorzaak niet. Het hart moet worden vernieuwd! Maar wie is daartoe bij machte? Wij kunnen die onreine fontein niet zuiveren, die bittere bron niet zoet maken. En toch moet ze veranderd, gezuiverd en vernieuwd worden, wil er enige verwachting zijn. Is het uw dagelijkse verzuchting al: ‘Schep mij een rein hart, o God, en vernieuw in het binnenste van mij een vaste geest’? (Ps. 51:12). Als God een nieuw hart geeft, geeft Hij ook nieuwe begeerten; ook komt er een nieuwe relatie met God. De Heere openbaart Zijn genade in de Middelaar van het genadeverbond: de Heere Jezus Christus. Hij kan de zonde verzoenen, de schuld wegnemen en zo al het oude wegdoen en alle dingen nieuw maken. Hoe zal ik nu zelf deel krijgen aan die vernieuwing? Zo luidt misschien uw vraag. De Heilige Geest wekt deze begeerte door Gods Woord. Hij werkt het geloof waardoor de zondaar sterft aan de wet, maar ook leven krijgt uit Christus. Het eigen ‘ik’ wordt in het hart van zijn troon gestoten, en de wil leert buigen onder de genadeheerschappij van Christus, Die deze troon beklimt om er door Zijn Woord en Geest te gaan regeren. Zo wordt het hart vernieuwd en de grondslag gelegd voor ware levensverbetering, levensvernieuwing: heiligmaking door de Heilige Geest. Een nieuw jaar mag ons de noodzaak van nieuw leven leren. Maar neem geen genoegen met een oppervlakkig voornemen uzelf te verbeteren. Klaag liever uw onverbeterlijkheid de Heere en zoek Hem om uw leven wezenlijk te vernieuwen. Alles wat daarvoor nodig is, ligt in Hem. Wij verdienen niet dat God ons genadig is, maar Hij heeft de genade die Hij bewijst, verdiend voor onwaardigen! Hij

15 heeft Zijn heerlijk werk nog niet voleindigd, maar past het toe in de bekering van zondaren, die dan ook door Hem vernieuwd worden. Zou u wel door Hem vernieuwd willen worden, met Hem een nieuw leven willen beginnen? Hoeveel mensen vinden nog voldoening in hun eigen pogen; is het niet om er iets mee te zijn? Nog enige eer voor onszelf te houden? We geven het zo gauw niet op! Hoeveel mensen tonen dat zij het nieuwe leven niet begeren. Al bidden ze zelfs om een nieuw hart, ze hebben de zonde lief, en begeren de heerschappij van Christus door Zijn Woord en Geest niet. Ze willen Zijn Koningschap niet en zullen, als ze zo doorgaan, haast horen: ‘Doch deze Mijn vijanden, die niet hebben gewild dat Ik over hen Koning zou zijn, brengt ze hier, en slaat ze hier voor Mij dood’ (Luk. 19:27). Zult u daarbij zijn? Als u niet loochenen kunt dat de noodzaak van een nieuw leven u bezet, maar u vordert niet en vreest dat het nooit wat wordt: klaag toch over uw dwaasheid, onmacht en vijandschap bij de Heere. Het hoort bij uw oude leven, dat de Nieuwmaker, Christus, kan wegnemen om er Zijn krachtige werk tegenover te stellen. Zijn werk is als Zijn Naam: Wonderlijk. Hij is de Raad voor dwazen, de sterke God voor onmachtigen, de Vader der eeuwigheid voor die dreigen om te komen en de Vredevorst voor die als vijanden met God verzoend mogen worden. Hij neemt het onze weg om Christus’ werk te openbaren en te maken tot de grond van een nieuwe verwachting, een beginsel van nieuw leven. ‘Zo dan, indien iemand in Christus is, die is een nieuw schepsel; het oude is voorbijgegaan, zie, het is alles nieuw geworden.’ Verberg Uw oog van mijn bedreven kwaad, Waardoor mijn ziel gevoelt de diepste wonden; Delg, delg toch uit mijn schuld en al mijn zonden, En spreek mij vrij van mijne gruweldaad. Herschep mijn hart, en reinig Gij, o Heer’, Die vuile bron van al mijn wanbedrijven; Vernieuw in mij een vasten geest, en leer Mij aan Uw dienst oprecht verbonden blijven. Psalm 51:5

RkJQdWJsaXNoZXIy OTA4OQ==