De oprechte en standvastige keus van Ruth

De oprechte en standvastige keus van Ruth — DS. D.A. DETMAR DEN HERTOG - HOUTEN

- 13 - De oprechte en standvastige keus van Ruth in tegenstelling tot haar schoonzuster Orpa Eenvoudig voorgehouden aan harten die naar zaligheid verlangen INLEIDING ‘Kiest u heden wie gij dienen zult’ – dat sprak Jozua tot het volk Israël (Joz. 24:15). En de Zaligmaker zei: ‘Niemand kan twee heren dienen; want of hij zal de ene aanhangen en de andere verachten’ (Matth. 6:24). God en de Mammon, Christus en Belial kunnen niet samen gediend worden. De mensen op deze wereld onderscheiden zich in twee hoofdgroepen, de ene die de wereld en de andere die God dient. Zij die de wereld dienen, bedenken de dingen die van beneden zijn; zij zijn van de wereld en spreken over de wereld. Ze jagen de vermaken van de wereld na en hebben hun deel in dit leven. Ze hebben een afkeer van God en Zijn dienst. Met daden zeggen ze: ‘Wijk van ons, want aan de kennis Uwer wegen hebben wij geen lust’ (Job 21:14). O, wat is zo’n bestaan ongelukkig, want de dienst aan de wereld geeft haar dienaars in dit leven geen blijvende vreugde – en in het uur van de dood laat alles hen in de steek. Maar zij die de Heere dienen, zoeken de dingen die boven zijn (Kol. 3:1). Welk

- 14 - gebrek hun ook aankleeft, ze kennen een oprechte keus om voor God te leven, aan Jezus’ voeten te knielen en Hem tot Koning te hebben over hun hart. Dat is het leven van hun geest. Ze worden door de dienaars van de wereld heel vaak bespot en veracht en soms ook wel mishandeld. Zij zijn echter juist veel gelukkiger dan zij die ervoor gekozen hebben de wereld te dienen. Dat is hier op aarde al zo, omdat ze een vrede en rust in hun hart proeven die een werelds mens in zijn grootste genoegens niet kan vinden. Dat geldt zeker niet in het uur van sterven, want dan wordt hij die God niet wilde dienen, aan de wanhoop ten prooi gegeven, terwijl zíj een onuitsprekelijke vreugde mogen genieten. Ja, het dienen van God geeft het hoogste geluk! Dat kunnen zij getuigen die weten wat het is om de wereld gediend te hebben, maar door Gods genade nu een oprechte en eerlijke keus gedaan hebben om voor de Heere te leven. Toen ze de wereld dienden, bood die hun veel plezier, en ze gaven zich toen over aan allerlei zonden. Ze hadden al hun kracht ervoor over om de genoegens van de wereld achterna te jagen. Ja, toen de ‘god dezer eeuw’ hun zinnen verblindde (2 Kor. 4:4), was het hun grootste genoegen en blijdschap om naar het goeddunken van hun hart te leven. Maar toen ze aan hun zonden en schuld ontdekt werden, zagen ze al spoedig in dat er in de dienst van de wereld geen blijvende rust, geen vrede en kalmte gevonden wordt. Toen leerden zij uitzien naar het betere en hogere, naar

- 15 - de eeuwige dingen. Toen ondervonden ze dat er werkelijk vreugde geproefd wordt in alles wat de wereld droefenis noemt – vreugde in het schreien over de zonde, het verlangen naar Jezus en het kiezen van Hem als Koning van hun hart. Ja, daar is veel meer vreugde in dan ze ooit tevoren gekregen hadden, zelfs niet tijdens de grootste genoegens die de wereld hun kon bieden. Van keus veranderd Bent u het daar niet van harte mee eens, oprechten van hart die dit lezen? U bent nu van keus veranderd en u wordt biddend aan Jezus’ voeten gevonden, ook al durft u nog niet te geloven dat uw keus de ware is en al twijfelt u of uw werk wel ‘in der waarheid’ is. Maar is het voor u nu toch niet beter dan vroeger? Zeg me eens, wilt u terugkeren naar uw vroegere genoegens? O, ik denk dat ook al zou iemand u al ‘het goed van zijn huis’ geven, maar u van God en Zijn kinderen gescheiden moest worden – u ‘zou hem ten enenmale verachten’ (Hoogl. 8:7). Dan zou u immers uw knieën niet meer voor Jezus mogen buigen en niet meer met Gods kinderen mogen omgaan. En aan hen is uw hart toch verknocht, ook al is uw geloof nog zwak en al twijfelt u ook nog zoveel of u wel onder hen thuishoort. Het is toch wonderlijk dat zij die vroeger verslaafd waren aan de zonden en een afkeer hadden van mensen die naar hun mening zo’n verdrietig leven leidden, nu zo vrij, zo ongedwongen en met heel hun

- 16 - hart de dienst aan de zonde vaarwel zeggen! En met de mensen die vroeger in hun ogen veracht waren, willen ze nu heel graag omgaan. Ja, ze hebben een band met hen die ze nooit eerder voor wie dan ook voelden. Ze zijn nu graag in hun gezelschap! Ze kiezen hen bóven de vriendenkringen van de zondige wereld. O nee, daar willen ze niet meer zijn – wat zeg ik, daar kunnen ze het niet meer uithouden! Wat vroeger een lust voor hen was, is nu een last geworden. Ja, dit alles werkt Gods genade in het hart van hen die vroeger zelfs openlijke zondaren en zondaressen waren – die in godslasteringen uitbraken. De Heilige Geest doet hen het godonterende van de zonden zien, en daarover leren zij zich schamen en zichzelf verfoeien. Als totaal onwaardige zondaren vluchten zij naar Jezus. Hij verwerpt hen niet, maar wekt hen door Zijn kracht meer en meer op om ‘in nieuwigheid des levens’ te wandelen, en met woorden en daden te bewijzen dat ze de keus gemaakt hebben om met de Heere en Zijn kinderen om te gaan. DE KEUS VAN RUTH Dat zien we in Ruth, de Moabitische, de schoondochter van Naomi. Bij haar wil ik in dit boekje op een eenvoudige manier stilstaan, mijn vrienden; en daarbij hoop ik dat de Heere het voor u tot enig nut en stichting wil gebruiken.

- 17 - Haar geschiedenis leest u in het Bijbelboek dat naar haar naam genoemd is. O, gelukkige Ruth! Haar schoonzuster was teruggekeerd naar haar goden, maar zij – hoe zwaar beproefd ze ook werd – kon haar schoonmoeder niet in de steek laten. O nee, dat wilde en kon ze niet. Zo antwoordde Petrus ook eens toen de Zaligmaker vroeg: ‘Wilt gijlieden ook niet weggaan?’ Hij zei toen: ‘Heere, tot wien zullen wij heen gaan? Gij hebt de woorden des eeuwigen levens’ (Joh. 6:67, 68). Ook Ruth wilde niet bij de Heere weggaan. Ze koos ervoor haar schoonmoeder te volgen, in plaats van naar haar volk en haar goden terug te keren. Wat ze er ook voor moest opofferen, de liefde die in haar hart door de Heilige Geest was uitgestort, stuurde haar keus. Wat kiest u? Vreesachtige zielen, sta hier eens bij stil! Wat kiest u? Net als Orpa de wereld met al haar vermaak? Of met Ruth de Heere en Zijn volk? O, ik denk – al is er nog veel vrees in uw hart en al ziet u nog veel bederf in uzelf, hier wilt u toch kiezen. Zeg mij, zou u weer vreugde kunnen zoeken in de wereld? Nee toch! Al moet u met koningin Esther zeggen: ‘Wanneer ik dan omkom, zo kom ik om’ (Esther 4:16) – u wilt toch met Gods kinderen leven en sterven? U wilt toch, net als Mozes, ‘liever met het volk Gods kwalijk behandeld worden, dan voor een tijd de genieting der zonde te hebben’? (Hebr. 11:25). Ja, u zou ook zeggen: ‘Dat volk is mijn volk’, al durft u nog

- 18 - niet te zeggen: ‘Hun God is mijn God’. Zie in hoe groot uw voorrecht is – het is al zo goed om Gods volk tot uw volk te kiezen. Misschien bent u net als Ruth nog jong – want zij was een jonge weduwe –, zodat de wereldse vermaken een grote aantrekkingskracht hebben om eraan deel te nemen. Maar aan de andere kant is er iets in u – o, wist ik dat maar, zegt u wellicht – maar toch, of u het nu weet en het dus bewust gelooft of niet, er is iets in u dat een afkeer heeft van al die dingen die u vroeger wellicht graag zocht en met zo’n grote ijver navolgde. Denk hier niet gering over, want het is werkelijk groot. Situatie in het kort Als een eerbetoon aan Ruth staat hier dat zij net als haar schoonzuster – hoewel die terugkeerde – de drang gevoelde om haar godvrezende schoonmoeder niet te verlaten. Maar zij had daar haar gegronde redenen voor, omdat Naomi’s volk háár volk en Naomi’s God háár God was. Wat moet dit verblijdend geweest zijn voor haar oude, godvrezende schoonmoeder, en dat vooral omdat die nu wel in heel zware en droevige omstandigheden verkeerde. Door een hongersnood als het ware voortgedreven, was zij met haar echtgenoot uit Bethlehem naar de velden van Moab gegaan. Daar had haar het droevig lot getroffen dat haar goede echtgenoot Elimelech door de onverbiddelijke dood van haar was weggenomen. Zij had twee

- 19 - zonen, Machlon en Chiljon, die beiden een van de meisjes uit dat land tot vrouw genomen hadden. Maar toen werden ook deze twee zonen in de bloei van hun levensjaren weggenomen – tot groot verdriet van hun moeder en van hun vrouwen. Die vrouwen waren Orpa en Ruth, die nu ook al op jonge leeftijd weduwe waren, net als hun schoonmoeder. Het is gemakkelijk in te denken wat Naomi voelde en hoe ze in tranen wegsmolt over het verdriet dat haar drukte. Wat zal ze vaak haar zorgen en behoeften én die van haar schoondochters aan de Heere hebben opgedragen! Op een van haar schoondochters had haar voorbeeldig gedrag door Gods genade veel indruk gemaakt, zoals naderhand wel is gebleken. Als een verhoring van haar smeken hoorde Naomi nadat ze ongeveer tien jaar in dit vreemde land Moab was geweest, dat de Heere Zijn volk had bezocht, dat wil zeggen: gezegend. De Heere had het gezegend met een overvloed van brood; en toen nam Naomi het besluit om te vertrekken – ongetwijfeld nadat ze in deze weg haar God gezocht en Hem om raad gevraagd had. Dat besluit deelde zij ook aan haar schoondochters mee. Ze zal uit haar woonplaats onder veel aandoeningen vertrokken zijn, omdat ze daar het stoffelijk overschot van haar geliefden moest achterlaten. Daar kwam nog bij dat ze als een arme weduwe naar het land Juda moest terugkeren.

RkJQdWJsaXNoZXIy OTA4OQ==