De blijdschap van de gelovige

Robert Murray McCheyne De blijdschap van de gelovige DEN HERTOG – HOUTEN

Oorspronkelijke uitgave: The believer’s joy. Edinburgh: James Taylor, 1858. Gebruikte uitgave voor de herziene uitgave: The believer’s joy, Christian Focus Publications Ltd, 2018. Uit het Engels vertaald door ds. M. Krijgsman. 1e druk 1991 2e druk 1994 3e (herziene) druk 2024 © 1991 Den Hertog B.V., Houten ISBN 978 90 331 3273 5 Alle rechten voorbehouden. Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand, of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, hetzij digitaal, elektronisch, mechanisch, door fotokopieën, opnamen, of op enige andere manier, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever.

13 – 1 – Het gebed van de gelovige om Goddelijk onderwijs Open Gij mijn ogen, opdat ik aanschouwe de wonderen van Uw wet. PSALM 119:18 (ENG. VERT.). De wet waarover hier wordt gesproken, is de Bijbel. In Davids dagen vormde de wet, of de vijf boeken van Mozes, het grootste gedeelte van de Bijbel, en het geheel werd daarom vaak de wet genoemd. Zo lezen we in Psalm 1: ‘Zijn lust is in des Heeren wet.’ En in Psalm 119:97 zegt hij: ‘Hoe lief heb ik Uw wet! Zij is mijn overdenking de ganse dag’ (Eng. vert.). De wonderen schijnen betrekking te hebben op de grote zaken der eeuwigheid. David had de wonderen van deze wereld gadegeslagen; hij had zijn onderzoekende ogen gericht op de wonderen van de natuur, zon, maan en sterren; bergen, bomen en rivieren. Hij had vele wonderen van de kunst gezien; maar nu wilde hij de geestelijke wonderen zien die in de Bijbel te vinden

14 zijn. Hij wilde God Zelf in al Zijn majesteit, zuiverheid en genade kennen. Hij wilde de weg der zaligheid door een gekruisigde Verlosser en de daaropvolgende heerlijkheid kennen. Dat waren de wonderen die David wilde zien. ‘Open Gij mijn ogen.’ David was niet blind, maar zijn ogen waren duister. Hij kon de Bijbel van voren naar achteren lezen, en toch voelde hij dat hij meer licht nodig had. Hij voelde dat hij dieper moest kijken, dat de ogen van zijn verstand geopend moesten worden. Hij voelde dat hij niet de wonderen zou ontdekken die zijn hart verlangde te zien, als hij niets anders had dan zijn eigen ogen en natuurlijk verstand. Hij begeerde Goddelijk onderwijs – de ogenzalf des Geestes. En daarom zou hij nooit zijn Bijbel opendoen zonder dit gebed: ‘Open Gij mijn ogen.’ 1. Wij hebben Goddelijk onderwijs nodig om de wonderen van de Bijbel te zien Dit is duidelijk als we zien hoe weinig mensen er bekeerd worden onder de prediking van het Evangelie. ‘Velen zijn geroepen, maar weinigen uitverkoren’ is vanaf de vroegste tijden al de regel geweest. Als menselijk onderwijs de wonderen van de Bijbel zou kunnen openbaren, zouden allen die onderwijs van mensen kregen, geloven. Dit is echter verre van waar. Noach was een prediker der gerechtigheid, en hoe weinigen heeft hij er helaas kunnen overtuigen. Jesaja klaagt: ‘Wie heeft onze prediking geloofd? En aan wien

15 is de arm des Heeren geopenbaard?’ Hoeveel klaagliederen heeft Jeremia wel uitgeroepen, en ondanks dat alles moest hij nog zeggen: ‘Wee mij, mijn moeder, dat gij mij gebaard hebt, een man des twistes, en een man des krakeels den gansen lande!’ (Jer. 15:10). Op een andere plaats klaagt hij dat er in heel Jeruzalem niemand te vinden was die de waarheid zocht. Hoevelen luisterden naar onze Heere op de bergen van Galiléa, aan de oever der zee en op de straten van Jeruzalem, toen Hij als Leraar op aarde was! Op de laatste dag van het feest, toen er duizenden aanwezig waren, stond Jezus en riep, en toch konden er na Zijn opstanding uit de doden maar vijfhonderd broeders verzameld worden. Toen Paulus te Athene predikte, stond hij in het midden van de Areópagus onder duizenden van de scherpzinnigste mensen die er ooit in deze wereld geweest zijn. Toch spotten de meesten van hen, en anderen wilden hem een andere keer nog weleens horen. ‘Doch sommige mannen hingen hem aan en geloofden; onder welke was ook Dionysius, de Areopagiet, en een vrouw, met name Dámaris, en anderen met dezelve.’ Zo voelt zich vandaag de dag menig getrouwe predikant ook. Er wordt veel gepredikt, maar weinigen worden behouden. Een godzalige predikant stelt tijdens zijn leven het Woord des levens misschien wel aan vele duizenden zielen voor, en nochtans zal hij wellicht de eeuwige rust ingaan met maar enkele zielen die de kroon van zijn blijdschap zullen zijn in de dag des Heeren (Filipp. 4:1). Bedenk eens hoeveel getrouwe predikan­

16 ten er over de gehele wereld zijn, hoeveel miljoenen Bijbels er worden gelezen, hoeveel getrouwe predikaties er worden gehouden, hoeveel leraren er zijn, hoeveel kinderen uit de Catechismus en het Woord van God worden onderwezen, hoeveel miljoenen godsdienstige boeken de waarheid verbreiden, gelijk zij in Jezus is (Ef. 4:21), en hoe weinigen worden er ondanks dat behouden! O, roep dan: ‘Open Gij mijn ogen, opdat ik aanschouwe de wonderen van Uw wet.’ 2. God is de enige bekwame Leraar a. God is de enige bekwame Leraar, omdat Hij alleen precies weet wat die wonderen inhouden. Predikanten vangen soms maar een glimp op van die wonderen, en het is daarom geen wonder dat zij er niet met kracht uit kunnen onderwijzen. Zij zien slechts iets van de zonde, iets van de bergen van schuld, iets van de kortheid van de tijd, iets van de diepte van de hel en iets van Gods liefde. Zij blikken maar weinig in het hart van Christus, in Zijn wonderlijke verzoening en vrije gerechtigheid. In niet één van de honderd preken spreken zij van Christus zoals het behoort. Boeken zijn eveneens ontzaglijk onvolmaakt. De beste boeken zijn slechts vonkjes vergeleken bij de Bijbel, vermengd met menselijke duisternis. God weet echter dat ‘alle dingen zijn naakt en geopend voor de ogen Desgenen met Welken wij te doen hebben’ (Hebr. 4:13). Hij kent onze schuld en de bergen die boven ons uit rijzen. Hij kent de kortheid van het leven. De vreselijke diepten van de hel zijn naakt en geopend voor Zijn ogen. Hij kent Zijn eigen

17 liefde en de heerlijkheid van Jezus. De Vader heeft een behagen in het overdenken van Christus en Zijn volheid, volkomenheid en vrijwilligheid. ‘Niemand weet wie de Zoon is dan de Vader, en wie de Vader is dan de Zoon, en dien het de Zoon zal willen openbaren’ (Luk. 10:22). Gevoelt iemand van u zijn behoefte aan Goddelijk onderwijs? O, wend u dan direct tot Jezus en roep: ‘Open Gij mijn ogen.’ b. God is de enige bekwame Leraar, omdat Hij alleen het hart kan onderwijzen. De mens kan tot het oor, tot het verstand en tot het geheugen spreken; God alleen spreekt tot het hart. De reden waarom menselijk onderwijs geen licht naar de ziel kan overbrengen, is omdat het hart dood is. Het hart haat God van nature en alles wat met God te maken heeft; daarom trekt het hart zijn gedachten van de waarheid af als zij wordt voorgesteld. Maar als God onderwijst, verbreekt Hij het hart en maakt het week. Hij vervult het dode hart met een bekommering, zodat die ziel graag naar het gepredikte Woord wil luisteren. Hij doet een verlangen ontstaan naar Christus en naar de zaligheid door Christus. Hij maakt de ziel gewillig om behouden te worden zoals God dat wil. God onderwijst zoals niemand anders dat kan. Hij kan een klein kind even makkelijk onderwijzen als de oudste mens; ja, Hij kan zelfs de domste mens even makkelijk onderwijzen als de knapste. Sommigen die mij gehoord hebben, hebben dit opgemerkt. O, wat een bemoediging is hierin te vinden voor kleine kinderen. Denk niet dat het te moeilijk is voor jullie.

18 Wat een bemoediging voor arme, onkundige schepselen, voor hen die niet kunnen lezen. O, roep tot God: ‘Open Gij mijn ogen.’ 3. Wat is Goddelijk onderwijs? a. Wat het niet is. Het is niet een pure verstandskennis van de Bijbel. Velen hebben een grote verstandskennis van de Bijbel, hebben hem door en door gelezen en bestudeerd. Zij kennen de Catechismus goed en hebben een juist begrip van de stelselmatige godgeleerdheid. Sommigen hebben een grote boekenkennis en weten de beste boeken uit te zoeken. Weer anderen zijn goede beoordelaars van predikaties en zijn in staat om een evangelische bediening te onderscheiden. Toch kan dit er allemaal zijn zonder een sprankje Goddelijk onderwijs. Ach, is er zo iemand hier? Wat is het dan noodzakelijk voor u om te roepen: ‘Open Gij mijn ogen.’ Het is niet een gezicht van Christus met lichamelijke ogen. Velen zagen Hem op aarde voor wie het geen vruchten heeft afgeworpen. Ja, duizenden zagen Hem aan het kruis hangen die alleen maar met verachting hun hoofd schudden en Hem lasterden. Weldra zal eenieder Hem zien komen op de wolken des hemels, en toch zullen de meesten niet anders dan rouw over Hem bedrijven (Zach. 12:10, Openb. 1:7). Evenmin is het een droombeeld of ingebeelde openbaring van Christus. Het is niet een indruk op de verbeeldingskracht. Sommigen beelden zich wellicht in dat zij Christus aan het kruis zien hangen, of dat Hij hen toelacht. Zij mogen zich inbeelden dat zij een hel­

19 dere gedaante zien. Dit is echter niet het onderwijs van God; het is er oneindig ondergeschikt aan. Evenmin is het de openbaring van enkele waarheden die niet in de Bijbel staan. De wonderen die God openbaart staan allemaal in de wet. Sommigen beelden zich misschien in dat bepaalde woorden zich aan hun gemoed opdringen, zoals: ‘Ik heb u verlost; gij zijt Mijn’, of: ‘Ik heb u liefgehad en ben voor u gestorven.’ Maar zo worden de wonderen der wet niet geopenbaard. Dit is ontzettend ondergeschikt, en het is waarschijnlijk puur bedrog. b. Wat het wel is. Zij schenkt de ziel een besef van de wonderlijke uitnemendheid van de weg der zaligheid, zoals die in het Evangelie wordt voorgesteld. ‘Opdat ik Uw wonderen aanschouwe.’ Vóór zijn bekering las hij dezelfde woorden in de Bijbel, herhaalde hij dezelfde waarheden van de Catechismus, maar toen zag hij daarin geen wonderen. Nu ontdekt hij echter de wonderlijke natuur ervan. Iemand die naar de zon kijkt als het mist, zal waarschijnlijk niets bijzonders zien; maar als de mist is opgetrokken en de zon weer schijnt in haar volle glorie, wordt hij vervuld met een wonderlijk besef van haar heerlijkheid. Zo is het ook met de heerlijkheid van Christus, de betere Zon. De mens wordt vervuld met een wonderlijk besef van de heerlijkheid van de Persoon van Christus. Hij aanschouwt Hem als de ‘Roos van Saron, een Lelie der dalen’. Hij wordt vervuld met een besef van de wonderlijke wijsheid en vrede in de weg der zaligheid door Jezus Christus. Ook al

20 waren er tienduizend andere wegen, hij zou deze weg boven alle andere verkiezen tot heerlijkheid van God en behoud van zijn ziel. Geliefden, hebt u dit onderwijs genoten? Zo ja, dank God ervoor. ‘Welgelukzalig is de mens dien Gij verkiest.’ Bid er steeds meer om. David kon er niet genoeg van krijgen. 4. Eigenschappen van Goddelijk onderwijs a. Goddelijk onderwijs maakt dat zielen Christus liefelijk aankleven. Dit is het onbetwistbare kenteken van allen die door God onderwezen zijn. Voorheen was tot Christus komen, in Hem geloven en met Hem verenigd worden echt een raadsel voor hen. Nu zien zij echter helemaal geen moeilijkheden meer; zij kunnen niet anders dan geloven. Evenals iemand niet kan twijfelen dat de zon schijnt als hij haar ziet schijnen, zo kunnen zij ook niet twijfelen aan Christus’ woord of aan hun aandeel in Hem. Zij doen voorgoed afstand van hun eigengerechtigheid, zetten zich als veroordeelden opzij, verloochenen zichzelf en achten ‘alle dingen schade te zijn om de uitnemendheid der kennis van Christus Jezus’ (Filipp. 3:8). Zij nemen hun kruis dagelijks op; alles wat Christus verborgen houdt laten zij varen. b. Goddelijk onderwijs heiligt. Dat doet menselijk onderwijs niet. Iemand kan de verstandskennis hebben van een engel en het hart van een duivel! Menselijk onderwijs maakt beschaafd, maar maakt geen christenen. Dit dierbare onderwijs van God heiligt echter.

21 ‘En wij allen, met ongedekten aangezichte de heerlijkheid des Heeren als in een spiegel aanschouwende, worden naar hetzelfde beeld in gedaante veranderd van heerlijkheid tot heerlijkheid, als van des Heeren Geest’ (2 Kor. 3:18). ‘Door Zijn striemen is ons genezing geworden’ (Jes. 53:5). En de geheiligde roept uit: ‘Maar het zij verre van mij dat ik zou roemen, anders dan in het kruis van onzen Heere Jezus Christus, door welken de wereld mij gekruisigd is, en ik der wereld’ (Gal. 6:14). c. Goddelijk onderwijs geeft het verlangen dat ook anderen zullen worden onderwezen. Dit is niet zo met menselijk onderwijs. ‘De kennis maakt opgeblazen.’ Iemand die slechts veel menselijk onderwijs heeft gehad, is trots en wil graag laten zien dat hij meer is dan een ander. Maar de ziel die hemels onderwijs heeft ontvangen, gehoorzaamt met blijdschap Jezus’ opdracht : ‘Ga heen naar uw huis tot de uwen, en boodschap hun wat grote dingen u de Heere gedaan heeft, en hoe Hij Zich uwer ontfermd heeft’ (Mark. 5:19). Hij wenste wel dat heel de wereld tot de kennis zou mogen komen van Hem, Die zo dierbaar, zo vol en zo vrij is. Hij bidt: ‘Open Gij hun ogen, opdat zij mogen aanschouwen de wonderen van Uw wet!’ Gaat u ook zo naar huis, geliefde vrienden in Jezus, en vraag: Wat kan ik voor Jezus doen? Hoe zal ik kunnen onderwijzen door middel van woorden, gelaat en daad, door ‘gerechtigheid, godzaligheid, geloof, liefde, lijdzaamheid en zachtmoedigheid’? Hoe kan ik onderwijs geven door middel van brieven, boeken en traktaatjes?

22 Hoewel zij van zichzelf donker, koud en krachteloos zijn, toch kunnen zij, vervuld met de Geest van God, licht, leven en blijdschap brengen in duizenden woningen. Het kleinste traktaatje kan de steen zijn in Davids slinger. In Christus’ hand kan het een reusachtige ziel ten val brengen.

RkJQdWJsaXNoZXIy OTA4OQ==