Uit de duisternis tot het licht

24 tegen in het meest omvangrijke boek van Augustinus: zijn Enarrationes in Psalmos (uiteenzettingen over de Psalmen). Bij de behandeling van Psalm 103:2 (‘Vergeet geen van Zijn weldaden’) schrijft hij: ‘De weldaden van de Heere kunnen niet voor uw ogen zijn als uw zonden ook niet voor uw ogen zijn. Zoveel zonden u hebt, zoveel zijn Zijn weldaden.’ Het gaat voor Augustinus samen op: wie is God geweest voor mij? En: wie ben ik geweest tegenover God? Wat Augustinus in zijn Belijdenissen doet, is óók een voorbeeld voor ons. Hoe nuttig kan het zijn, hoe zegenrijk, als wij iets van datzelfde mogen doen: ons leven biddend overdenken voor Gods aangezicht! Anderen aansporen Er is nog een doel waarom Augustinus zijn Belijdenissen heeft geschreven. Hij bedoelt het behalve als een belijdenis van lof en van eigen zonden ook als een belijdenis van het geloof (confessio fidei). Wat Augustinus wil, is getuigen van de genade die God hem bewezen heeft, om daardoor anderen aan te sporen. Laten zij die nog niet tot bekering kwamen, moed scheppen uit zijn behoudenis en laten zij de Heere gaan zoeken! ‘Zoekt en gij zult vinden’ (Matth. 7:7) is niet voor niets het belangrijkste Bijbelcitaat in de Belijdenissen! Het was in de tijd van Augustinus gebruikelijk dat filosofen en ook wel christelijke auteurs boeken schreven

RkJQdWJsaXNoZXIy OTA4OQ==