Uit de duisternis tot het licht

26 lees, neem en lees!’ Augustinus neemt dan een boekrol ter hand en leest de woorden uit Romeinen 13:13 en 14. En die woorden dalen met kracht in zijn ziel. We zien: Augustinus is tot bekering gekomen door Gods genade. Het is Gods werk! Dat benadrukt Augustinus steeds. Maar daarbij hebben sommige voorbeelden van bekeringen van anderen hem bijzonder aangesproken. En als Augustinus zelf tot bekering gekomen is, mag zijn bekering weer een voorbeeld zijn voor Alypius, zijn beste vriend. Zo kan de Heere vandaag nóg het voorbeeld van ouderen en jongeren die tot echte bekering komen, gebruiken om anderen te brengen tot bezinning of tot heilige jaloersheid. Juist als we terugblikken op tweeduizend jaar kerkgeschiedenis, wordt duidelijk dat de Heere sprekende voorbeelden van Zijn genade waardoor Hij mensen tot bekering bracht, heeft willen zegenen voor anderen. Dwalingen weerleggen Ten slotte is er een derde bedoeling waarom Augustinus de Belijdenissen schreef. Op het moment dat hij dit boek schreef, was hij al een aantal jaren bisschop of predikant. In de gemeente die hij diende, Hippo Regius, een klein provinciestadje in Noord-Afrika, en in de gemeenten daaromheen waren heel wat dwalingen. Het behoorde tot zijn bisschoppelijke verantwoordelijkheden om die dwalingen te weerleggen en de zuivere, bijbelse leer

RkJQdWJsaXNoZXIy OTA4OQ==