Uit de duisternis tot het licht

27 te verkondigen. Augustinus heeft daar veel energie in gestoken. Daardoor is zijn inzicht in Gods Woord steeds meer gescherpt. Welnu, dit uitdragen van de leer doet Augustinus ook in zijn Belijdenissen. Ook zó is zijn werk een ‘belijdenis van het geloof’ (confessio fidei). Een voorbeeld: als hij in het eerste Boek van de Belijdenissen terugblikt op het begin van zijn leven, schrijft Augustinus de volgende bekende woorden: ‘Waar, bid ik U, mijn God, waar, Heere, of wanneer ben ik, Uw knecht, onschuldig geweest?’ Augustinus bedoelt te zeggen: er was in mijn leven geen moment dat er géén zonden waren. Als hij dat schrijft, zet hij uiteen wat de bijbelse genadeleer is. Enkele jaren later zou die genadeleer hevig bestreden worden door Pelagius. Deze Pelagius zou gaan leren dat een kind zonder erfzonde geboren werd. Als een onbeschreven blad papier kwam hij ter wereld. De ouders konden er dan van maken wat ze wilden. Als de opvoeding maar goed en christelijk was, en het kind goede wil toonde, hoefde er eigenlijk verder niets meer te gebeuren. Augustinus heeft daar, al voordat Pelagius’ opvattingen opkwamen, de bijbelse genadeleer tegenovergesteld en wees daarbij op Psalm 51. Hij blikt terug: wie was ik in die allereerste weken en maanden van mijn leven? Wat is er geestelijk gesproken te zeggen over mijn levensbegin? Tegenover allerlei dwaalopvattingen waarbij zalig worden ten diepste als een werk van de mens wordt

RkJQdWJsaXNoZXIy OTA4OQ==