Ontmoeting voor de poort

9 raven voeren. Hij zou moeten wachten, wachten... En Itamar wachtte. Liggend achter de struik, plat op zijn buik. Koud en hongerig. Tot de vermoeidheid hem te veel werd en de slaap toesloeg... Hoe lang hij daar zo uitgeput in het veld had liggen slapen, wist hij niet. Het moest heel lang en diep zijn geweest, begreep hij later. Hij werd wakker omdat iemand hem aanraakte. Snel schoot hij overeind, gereed om zich te verweren. Maar toen hij zag door wie hij gewekt was, ontzonk hem daarvoor de moed. Hij keek in het behaarde gezicht van Zadok en wist dat elk verzet zinloos zou zijn. Hij voelde zich zwak en duizelig. De kwelling van de honger was erger dan de schrik. Nee, vluchten zou niet baten. Waarheen zou hij moeten gaan? Zadok zou hem grijpen en de anderen zouden plezier hebben om zijn angst en machteloosheid. Ze zouden een genadeloos spel met hem spelen en hem kwellen. ‘Wat doe jij hier, Itamar?’ Zadoks stem klonk verbaasd. Hij greep hem niet in zijn nek en sleurde hem niet naar het vuur. ‘Moest je weer eens vluchten? Hier, je zult wel honger hebben.’ Hij greep in zijn herderstas en haalde een stuk brood tevoorschijn dat hij Itamar aanreikte. De jongen keek er begerig naar, maar vertrouwde het niet. Onwillekeurig stak hij zijn hand uit, maar trok die snel weer terug. Dit kón toch niet waar zijn! Hij verwachtte niet anders dan dat Zadok in lachen zou uitbarsten en het door hem zo felbegeerde brood weer in zijn tas zou bergen. Maar tot zijn verbazing en grote verwarring deed de ruwe kerel dat niet. Hij aarzelde nog even... Toen deed de kwellende honger hem zijn handen uitstrekken en het voedsel grijpen. Terwijl hij het brood gretig verslond, nam Zadok hem bij de arm en

RkJQdWJsaXNoZXIy OTA4OQ==