58 – 1 – Hoe Christus ‘de Weg’ is in het algemeen Nu komen wij ertoe om meer in het bijzonder over deze woorden te spreken. In de eerste plaats over het feit dat Hij een Weg is. Het is onze bedoeling om te wijzen hoe gebruik te maken van Christus in al onze noden, benauwdheden en moeilijkheden die op onze weg naar de hemel voorkomen. In het bijzonder om de manier aan te wijzen waarop de gelovigen Christus moeten gebruiken in al hun bijzondere noodtoestanden, en zo door het geloof in Hem moeten leven, in Hem wandelen, in Hem opgroeien, in Hem vorderen en voortgaan tot Zijn eer. Het zal niet verkeerd zijn om te spreken over deze volheid van Christus met betrekking tot de ongelovigen naardat de gelegenheid biedt, omdat dit zal helpen om het andere op te helderen. Voordat wij kunnen uitleggen hoe men van Christus gebruik kan maken, moeten wij het een en ander zeggen over hoe nodig zij Hem hebben, en hoe Hij voor hen ten volle gepast is, en rijk en overvloedig toegerust is om in hun behoeften te voorzien. Dit zal de wijze om van Christus gebruik te maken verduidelijken. A. De mens ligt in een verloren staat Als Christus dan zegt: ‘Ik ben de Weg’, wijst Hij ons het volgende aan: De mens is nu vervreemd van de Heere, en verkeert in een dwalende toestand. Hij heeft van God afscheid genomen, hij is in opstand gekomen en weggegaan. ‘Allen zijn ze afgeweken’ (Rom. 3:12). ‘De goddelozen zijn vervreemd van de baarmoeder aan; de leugensprekers dolen van moeders buik aan’ (Ps. 58:4). En dat niet alleen, maar van nature willen wij graag rondzwerven en weglopen van God, zoals Jeremia klaagt over dat goddeloze volk (Jer. 14:10). Van nature verdraaien wij onze wegen zoals een lichte snelle kemelin (Jer. 2:23),
RkJQdWJsaXNoZXIy OTA4OQ==