Christus de Weg, de Waarheid en het Leven

61 1. Goede voornemens en besluiten Daarmee bedriegen zich velen, en veronderstellen dat dit alles is wat vereist wordt. Maar helaas, al hun voornemens lijken op Efraïms goedheid: ‘Dewijl uw weldadigheid is als een morgenwolk, en als een vroegkomende dauw, die heengaat’ (Hos. 6:4). Hun voornemens worden vlug afgebroken: ‘De gedachten worden vernietigd als er geen raad is...’ (Spr. 15:22). Velen berusten met dwaasheid hierin dat ze goed van plan zijn om beter te doen en om hun wegen te verbeteren. En zij nemen zich voor om daarna een nieuwe wijze van leven te beginnen, maar hun voornemens komen nooit tot enige uitvoering. En ten slotte gaan zij met hun voornemens ten onder. 2. Sommige overtuigingen en inwendige beschuldigingen Het Woord dringt nu en dan zo diep door, en pijnlijk scherpe bezoekingen van de Heere treffen hun hart zozeer dat ze wel zien dat het met hen niet goed is. Maar zij moeten met Saul uitroepen: ‘Ik heb gezondigd...’ (1 Sam. 15:24), en verder komen zij niet. Of deze overtuigingen sterven weer uit, of zij bewerken geen verdere verandering. En die arme zielen denken dat zij bij die prediking of bij dat Avondmaal enige van deze overtuigingen en scherpe beschuldigingen kregen. Daarom verbeelden zij zich dat alles goed met hen is, terwijl Judas (en ook Felix in Handelingen 24) wel scherpere overtuigingen konden hebben dan zijzelf ooit hadden. 3. Overtuigingen die gevolgd worden door een soort van verbetering Sommigen kunnen zich hiermee verschrikkelijk bedriegen, en besluiten dat alles goed met hen is, en dat de weg waarop zij gaan veilig en zeker is. Want zij hebben overtuigingen gehad die zo krachtig zijn geweest dat die hen veel hebben doen verbeteren. In vele dingen werden zij bekeerde mannen en vrouwen, terwijl helaas hun weg nog steeds maar een weg van duisternis is. Het is Christus niet; nooit zijn ze tot Hem gekomen. Toen Herodes Johannes de Doper hoorde prediken, had hij zijn eigen overtuigingen en verbeteringen. ‘En als hij hem hoorde, deed hij vele dingen, en hoorde hem gaarne’ (Mark. 6:20). 4. Rusten op uitwendige beschaafdheid en zedelijkheid Velen rusten op hun beschaafdheid en moraliteit; zij kunnen ook niet van grove fouten beschuldigd worden, en dat is de gehele weg waarop zij rust vinden. Helaas, kon een goddeloze farizeeër niet evenveel zeggen als zij, namelijk dat hij geen rover was, geen onrechtvaardige, geen overspeler, en niet gelijk

RkJQdWJsaXNoZXIy OTA4OQ==