Het fundament van het christendom

23 Vooral in de brief aan de Korinthiërs wordt over de gave van de profetie gesproken. Maar ook andere gemeenten worden genoemd in verband met de gave van de profetie. We vinden christenen met deze gave in Jeruzalem, Cesaréa, Antiochíë, Thessaloníca, Rome en in de gemeenten in Klein-Azië. In tegenstelling tot het in tongen spreken, was de profetie een verstaanbare, duidelijke uitleg van een verborgenheid van het Evangelie, of een antwoord op vragen onder de directe leiding van de Heilige Geest. De gelovigen die in een vreemde taal spraken, ontvingen ook wel een directe openbaring van God, maar hun boodschap werd voor de gemeente pas duidelijk nadat een uitlegger deze in een verstaanbare taal uitlegde. Profetie was anders: duidelijk en verstaanbaar. Paulus vond de profetie daarom aan te bevelen boven de tongentaal (1 Kor. 14:4). Het was een gave die zowel bij mannen als bij vrouwen werd gevonden (Luk. 2:36; 1 Kor. 11:5). Het directe woord van God, dat de profeten voorgaven te spreken, moest echter in overeenstemming zijn met het apostolisch geloof. Hun boodschap moest getoetst worden aan de Schrift en de woorden der apostelen. In de brieven van de apostelen komen we enkele van deze voorwaarden tegen. De echte profetie eert de Zoon van God (Joh. 16:14; 1 Kor. 12:1-4), sterkt en vertroost de gemeente (1 Kor. 14:3), stemt overeen met de oudtestamentische geschriften en de leer van de apostelen (Rom. 12:7) en wordt beoordeeld door de gemeente. Er moest ook op een ordelijke manier ruimte in de samenkomst worden gemaakt voor de boodschap van de profeten. ‘En dat twee of drie profeten spreken, en dat de anderen oordelen’ (1 Kor. 14:29). Aan al deze eisen moest de profetie voldoen. Dit was nodig om de valse profeet te ontmaskeren en ontsporingen tegen te gaan. In de Schrift wordt steeds verband gelegd tussen openbaring en de gave van de profetie. Een profeet is iets geopenbaard (1 Kor. 14:26, 30). Het is niet altijd iets nieuws. Het heeft veel meer te maken met inzicht en kennis van verborgenheden (1 Kor. 13:2). Wat tot hiertoe duister was, is de profeet geopenbaard. De profeet laat licht vallen op verborgen en moeilijke zaken. Het gaat dan steeds over de verborgenheden van het Koninkrijk Gods. Het is tegelijk ook meer dan prediken in de betoning des geestes (1 Kor. 2:4). De prediker spreekt

RkJQdWJsaXNoZXIy OTA4OQ==