Het fundament van het christendom

24 over een schriftgedeelte, maar de profeet vanuit een openbaring die hij of zij van God heeft ontvangen. Het is een gave waardoor de gemeente onderwezen, gebouwd en vertroost wordt. ‘Maar die profeteert, spreekt den mensen stichting en vermaning en vertroosting’ (1 Kor. 14:3). God openbaarde hun verborgenheden en zij spraken die uit tot onderwijs en troost van de gemeente. Het was een gave die mannen geschikt maakte om de gemeente te onderwijzen. Zij werden de leraars en uitleggers van de Schrift. Het was tegelijk meer dan inzicht; het was iets wat God hun openbaarde. De apostelen bezaten deze gave van de profetie. Zo is Paulus geopenbaard dat de Joden niet totaal verworpen zijn, maar eens weer ingelijfd zullen worden in de olijfboom van Gods verbond (Rom. 11:23). Paulus is ook geopenbaard wat er gebeuren zal met de gelovigen die op de dag van Jezus’ wederkomst nog op aarde leven (1 Thess. 4:15). Hij deelt ons mee dat hem ook is geopenbaard dat de heidenen erfgenamen zijn van het heil dat God Abraham beloofde (Ef. 3:5). Petrus vertelt ons wat er met onze wereld zal gebeuren op de dag des Heeren (2 Petr. 3). Profeten openbaarden de verborgenheden van Gods Koninkrijk. Zij werden de predikers in de gemeenten. Uit de opsomming van de bedieningen die de verhoogde Zaligmaker aan de nieuwtestamentische gemeente heeft gegeven, blijkt dat profeten een aparte groep mensen zijn geweest, onderscheiden van de apostelen, evangelisten, herders en leraars. ‘En Dezelve heeft gegeven sommigen tot apostelen, en sommigen tot profeten, en sommigen tot evangelisten, en sommigen tot herders en leraars’ (Ef. 4:11). In Openbaring worden ze ook als een aparte groep genoemd. De engel zei tegen Johannes: ‘Want ik ben uw mededienstknecht, en uwer broederen, der profeten’ (Openb. 22:9). We lezen verder over het onderscheid tussen apostelen, leraars en profeten. ‘En God heeft er sommigen in de gemeente gesteld, ten eerste apostelen, ten tweede profeten, ten derde leraars’ (1 Kor. 12:28). In de jonge gemeenten waren dus mensen die de gave van de profetie hadden. Jezus sprak door hen direct tot de gemeente (1 Kor. 14:1). Timótheüs was die gave geschonken. ‘Verzuim de gave niet die in u is, die u gegeven is door de profetie, met oplegging der handen van

RkJQdWJsaXNoZXIy OTA4OQ==