26 Ook hier zien we dat de boodschap van de profeet voortkomt uit de behoefte van de kerk. God voorzag daarin door de bijzondere gaven van de Heilige Geest. Zo begiftigde God sommigen met de Geest van de profetie, de kennis en uitleg van verborgenheden. En soms ook om een directe boodschap over te brengen (Hand. 13:1, 2). De gave van de profetie had grote waarde voor de christelijke gemeente, die zeer begerig was naar meerdere kennis van de wil des Heeren en de verborgenheden van Zijn Koninkrijk. Profeten behoren echt tot de jonge kerk en zijn daarom met de apostelen de grondleggers van de christelijke gemeente. Het is een tijdelijke gave geweest. De apostel Paulus zegt dat deze bijzondere gave zal verdwijnen als de kerk tot meer volwassenheid zal zijn gekomen. ‘De liefde vergaat nimmermeer; maar hetzij profetieën, zij zullen tenietgedaan worden’ (1 Kor. 13:8). De pastorale brieven wijzen reeds in de richting die voor de toekomst gelden zal. Paulus beveelt ouderlingen aan te stellen die bekwaam zijn om de gemeente te regeren en ouderlingen die bekwaam zijn om de gemeente te leren. Maar hun boodschap staat onder het gezag van de boodschap van de apostelen en kan die niet omverwerpen. In de brieven van de apostelen wordt steeds de vermaning gehoord om zich te houden aan de leer van de apostelen. ‘Houdt de inzettingen die u geleerd zijn, hetzij door ons woord, hetzij door onzen zendbrief’ (2 Thess. 2:15). De geschriften van het Oude Testament en de leer van de apostelen neergelegd in de brieven, zouden voor de toekomst hun regel (canon) zijn voor leer en leven. Toen de Schrift compleet was, is de gave van de profetie overbodig geworden en daarna opgehouden. De conclusie van dit hoofdstuk is dat het in Éfeze 2 vers 20 niet over de oudtestamentische profeten gaat, maar over een gave in de nieuwtestamentische gemeente. Het fundament van de gemeente is gelegd door apostelen en profeten.
RkJQdWJsaXNoZXIy OTA4OQ==