Het fundament van het christendom

16 echter één probleem: de volgorde. De apostel noemt immers eerst de apostelen en daarna de profeten. Op grond daarvan moeten we stellen dat het hier om nieuwtestamentische profeten gaat. De kanttekening van de Statenvertaling vermeldt bij deze tekst: ‘Dat is, de leer der apostelen en der profeten, zo des Ouden als des Nieuwen Testaments.’ De mannen van de Statenbijbel stellen dat het hier zowel de oudtestamentische als de nieuwtestamentische profeten betreft. Zij kiezen dus voor een middenweg. Het Nieuwe Testament kent profeten. De apostel zegt dat de ten hemel gevaren Christus de nieuwtestamentische gemeente verschillende gaven heeft gegeven. ‘En Dezelve heeft gegeven sommigen tot apostelen, en sommigen tot profeten, en sommigen tot evangelisten, en sommigen tot herders en leraars’ (Ef. 4:11). Profeten zijn dus gaven van Christus aan Zijn nieuwtestamentische gemeente. Het vroegste christendom kende naast apostelen ook profeten. Dat brengt ons tot de vraag: wat zijn apostelen en wat zijn profeten? De apostelen Hoewel zij mensen waren van gelijke beweging als wij, zijn de twaalf apostelen unieke personen geweest. Zij waren op een unieke wijze geroepen tot een uniek werk. We lezen in Markus 3 vers 14 en 15: ‘En Hij klom op den berg, en riep tot Zich die Hij wilde; en zij kwamen tot Hem. En Hij stelde er twaalf, opdat zij met Hem zouden zijn, en opdat Hij dezelve zou uitzenden om te prediken; en om macht te hebben de ziekten te genezen, en de duivelen uit te werpen.’ Hier worden ons over de roeping van de discipelen tot apostelen al direct belangrijke dingen verteld. Zij waren bedoeld om met Hem te zijn. Zij zijn vanaf de doop van Jezus door Johannes de Doper tot aan de hemelvaart altijd bij Jezus geweest. Zij hebben met Hem geleefd. Zij zijn getuigen geweest van alles wat Jezus gedaan en gesproken heeft. De twaalf discipelen hebben privéonderwijs van Jezus ontvangen. We lezen dat Jezus de menigte leerde die tot Hem kwam. Van de discipelen lezen we echter: ‘Maar Hij verklaarde alles Zijn discipelen in het bijzonder’ (Mark. 4:34). Jezus heeft de twaalf apostelen niet alleen op een unieke wijze geroepen, maar hun ook een unieke kennis gegeven. Zij wisten meer dan andere gelovigen. Zij zijn ‘erbij’ geweest

RkJQdWJsaXNoZXIy OTA4OQ==