Antwoord per brief 2

11 Dit schijnt begrepen te zijn in die gelukzalige volmaaktheid waartoe de heiligen daar bevorderd zullen zijn. Indien Adam op het eerste gezicht wist wie en wat Eva was toen de Heere haar tot hem bracht (Gen. 2:23, 24), waarom zou iemand dan in twijfel trekken of mannen en vrouwen, ouders en kinderen elkaar in de heerlijkheid zullen kennen? Als de Thessalonicenzen, die onder de bediening van Paulus bekeerd werden, zijn kroon des roems zullen zijn voor onze Heere Jezus Christus (1 Thess. 2:19), waarom mogen wij dan niet tot de conclusie komen dat predikanten de leden van hun gemeente in de hemel zullen kennen en de leden van de gemeente hun predikanten? En als de discipelen op de berg der verheerlijking Mozes en Elía kenden die zij nooit tevoren gezien hadden (Matth. 17:4), dan hebben wij toch grond om te denken dat wij hen en mensen zoals zij, ook zullen kennen, wanneer wij in de hemel komen. De gemeenschap der heiligen zal daar zeer intiem zijn: zij zullen ‘met Abraham en Izak en Jakob aanzitten in het Koninkrijk der hemelen’ (Matth. 8:11). Lazarus werd van de engelen gedragen ‘in den schoot van Abraham’ (Luk. 16:22). En al zal de verscheidenheid van talen ophouden (1 Kor. 13:8), toch twijfel ik er niet aan dat er in de hemel van de taal gebruik zal worden gemaakt en dat de heiligen daar God zowel met hun lichaam als met hun geest zullen verheerlijken, terwijl zij hun lofprijzingen met een hoorbare stem zullen uitspreken. (En welke taal daar gesproken zal worden, dat zullen wij pas begrijpen als wij daar zijn.) Toen Paulus opgetrokken werd tot in de derde hemel, de plaats van de gezegenden, hoorde hij ‘onuitsprekelijke woorden, die het een mens niet geoorloofd is te spreken’ (2 Kor. 12:4). Mozes en Elia spraken toen zij op de berg met Christus waren, met Hem (Matth. 17:3) en zij zeiden Zijn uitgang, dien Hij zou volbrengen te Jeruzalem (Luk. 9:31).’ Dit schrijft Boston dus over het kennen van elkaar in de hemel. Brakel schrijft niet anders in zijn Redelijke Godsdienst. Het duidelijkste voorbeeld hiervoor hebben we in de geschiedenis van de verheerlijking van Christus op de berg. De discipelen hebben Mozes en Elia gekend. Maar wat ik nu heb overgeschreven uit het boek van Boston over de viervoudige staat des mensen, vind ik ook wel erg sprekend, in het bijzonder in betrekking tot de zo geesteloze tijd die we thans beleven. Eeuwig bij de Heere Geachte mevrouw, ik heb door uw vraag die ik moest beantwoorden weer eens bij vernieuwing kennisgenomen van wat Boston hierover schrijft. En ik kan zeggen dat ik niet zonder enige innerlijke aandoening dit gedeelte uit zijn voortreffelijk werk weer eens heb overgelezen en neergeschreven. Er zijn heel wat lieve vrienden en vriendinnen weggevallen in mijn leven. Maar ik leef er altijd nog mee. Ik geloof dat dit ook een

RkJQdWJsaXNoZXIy OTA4OQ==