9 ‘Dat is waar,’ zegt Iza. ‘Emma, Noor, Abel en Seth hebben geen eigen pony. Ik wel, ik heb Muis. Maar ik snap dat Muis hier moet blijven, omdat ze ook lespony is.’ ‘Precies,’ zegt mama. ‘Wat staat er nog meer op het lijstje?’ Een poosje later hebben ze alle spullen ingepakt die op het lijstje staan. Alles zit in een grote rode tas. De blauwe zak met de slaapzak ligt er bovenop. De plastic tas met de rijlaarzen van Iza staat naast de tas. ‘Het lijkt wel of je gaat verhuizen,’ zegt Job. Hij schudt zijn rode krullen. Job is de grote broer van Iza. ‘Dit stond allemaal op het lijstje, hoor,’ zegt Iza een beetje kattig. Job steekt zijn handen op. ‘Hoho, zeg! Je hoeft niet boos te worden. Het is toch zeker een heel grote tas?’ ‘Jawel, maar...’ begint Iza. ‘Sst,’ zegt mama. Ze kijkt Iza aan. ‘Job bedoelde er niets mee.’ Dan kijkt mama naar Job. ‘Iza is een beetje zenuwachtig,’ legt mama uit. ‘Plaag haar maar niet.’ ‘Je hoeft niet zenuwachtig te zijn, Iza,’ zegt Job. ‘Dat weet ik ook wel,’ zegt Iza. Het klinkt toch weer een beetje kattig. Dat wil ze helemaal niet. Ze haalt diep adem. ‘We wilden zo graag op ponykamp. Maar nu weet ik niet of ik dat nog steeds wil.’ Iza bijt op haar lip. Haar ogen prikken, maar ze wil niet huilen. ‘Als je op het kamp bent, is het alleen maar leuk,’ troost Job haar. ‘Hoe weet jij dat nou? Jij bent nooit op ponykamp geweest,’ zegt Iza. Het klinkt weer niet aardig, dat hoort Iza wel. ‘Sorry,’ zegt ze. ‘Ik ben echt zenuwachtig.’ ‘Ik ben nooit op ponykamp geweest,’ zegt Job intussen. ‘Daar
RkJQdWJsaXNoZXIy OTA4OQ==