Turbo Tim

Bram Kasse DEN HERTOG - HOUTEN

AVI M5 © 2024 Den Hertog B.V., Houten ISBN 978 90 331 3303 9 Omslagillustratie: Daan van Oostenbrugge Binnenwerkillustraties: Roelof Wijtsma Alle rechten voorbehouden. Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand, of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, hetzij digitaal, elektronisch, mechanisch, door fotokopieën, opnamen, of op enige andere manier, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever.

- 1 - Kampioen Tim wordt kampioen. Echt waar. Kampioen op zijn ski’s. Daarom staat hij bovenaan de trap. Ski’s heeft hij alleen niet. Maar wel zwemflippers. Dat kan ook. Langzaam schuift Tim zijn voet naar voren. De zwemflipper wiebelt over de rand. Nu niet de leuning loslaten! Tim houdt zijn ogen dicht en blaast uit. Dat helpt als je de snelste van de wereld wilt zijn. De aller-allersnelste op flipperski’s. Beide flippers bungelen boven het trapgat. Tim hoort het publiek roepen. Ze juichen voor hem! ‘Tim! Tim! Tim!’ O, nee. Het is geen publiek. Het is Tamar. Zucht. De meest vervelende grote zus die er op aarde te vinden is. ‘Wat doe jij nou?’ vraagt Tamar. ‘Ga je zwemmen?’ ‘Nee,’ zegt Tim. ‘Ik ski.’ ‘Op flippers?’ ‘Ga nou weg. Anders lukt het niet.’ 5

Tamar haalt haar schouders op. ‘Je gaat vallen.’ ‘Ik word kampioen. Van de wereld.’ Tamar lacht hard. ‘Daar ben je veel te klein voor.’ Tim kijkt weg. Zijn ogen duiken de diepte in. Het is een beetje donker onderaan de trap. Tellen! Dat helpt. Heel hard tellen. ‘Tien – negen – acht...!’ ‘Vaarwel,’ zegt Tamar. ‘Zeven – zes – vijf...!’ ‘Jij bent zo onhandig, je breekt vast je been.’ ‘Vier – drie...!’ ‘Of je neus... of je oorlel.’ ‘Stil nou!’ ‘Mag ik jouw kamer als jij in het ziekenhuis ligt? Die is groter.’ ‘Twee – één – START!’ Daar gaan de voeten van Tim. Flipper een, flipper twee. De treden voelen glad. Maar Tim mag niet uitglijden. Hij grijpt de trapleuning vast. Flip. Flap. Snel. Sneller. Een paar treden nog. ‘Niet vergeten uit te glijden!’ roept Tamar. Tim wil ‘houd op!’ roepen, maar zover komt hij niet. Roepen naar je irritante zus en ondertussen flipflappen op een trap, is niet zo’n goed idee. Flip. Flap. BOEM! Even krijgt Tim geen adem. Zijn billen branden op de houten vloer in de gang. 6

Boven het trapgat hangt Tamars hoofd. ‘Ben je nog heel?’ ‘Ja!’ schreeuwt Tim. ‘Jammer,’ zegt Tamar. ‘Maar mag ik wel jouw kamer?’ Tim zou zijn flippers wel naar Tamar willen gooien, maar daar heeft hij geen tijd voor. Snel hijst hij zich overeind. Hij kan nog steeds kampioen worden. Maar dan moet hij nog een stuk verder. Zo hard hij kan, flipflapt Tim de woonkamer in. ‘Viel er iemand van de trap?’ vraagt papa. Dan zet hij met een klap de wasmand neer. ‘Liep jij met flippers op de trap?’ Tim rent achter papa langs om de keukentafel. Flip. Flap. Flip. Flap. ‘Weet je wel hoe gevaarlijk dat is?’ vraagt papa. ‘Ssst!’ Mama staat voor het raam. Ze heeft haar telefoon tegen haar oor. ‘Ja, dag, hallo, met mij.’ Tim is bijna bij de piano. De kruk steekt half uit. Dat komt goed uit. Nu moet hij springen. En dat kan hij toevallig heel goed. Mama draait haar rug naar de kamer. Ze praat in de telefoon. ‘Zou jij vanmiddag bij ons kunnen oppassen?’ ‘Tim!’ roept papa. ‘Wat ga je doen?’ Maar Tim zweeft al. Over de pianokruk heen. Hij wel. 7

Maar hij voelt dat één flipper dat niet doet. De flipper blijft hangen tegen de rand van de pianokruk. Plof. Tims knie raakt de vloer. Au! Opeens staat papa bij hem. ‘Waar ben jij nou mee bezig?’ ‘Stil nou!’ sist mama. Dan kijkt ze geschrokken naar de telefoon. Snel houdt ze hem weer tegen haar oor. 8

‘O sorry! Nee, jij niet, hoor. Ik had het tegen... Wat zeg je? Jij kunt ook niet oppassen?’ Tim wrijft over zijn knie. Het doet echt veel pijn. Maar hij wil niet huilen. Dat doen kampioenen niet. Tamar komt nieuwsgierig naast papa staan. ‘Ik leef nog,’ zegt Tim boos. Papa staart naar mama. ‘Niet?’ ‘Nee.’ Mama zucht. ‘Ook al niet. Niemand kan oppassen.’ 9

- 2 - Het boek Tim probeert zijn benen recht vooruit te leggen. Zijn knie steekt zo erg dat hij zijn billen niet meer voelt. Mama ziet het aan zijn gezicht. ‘Het doet echt zeer, hè? Wat was je eigenlijk aan het doen?’ ‘Hij nam een duik van de trap,’ zegt Tamar. ‘Hij dacht dat hij in het zwembad was.’ ‘Niet!’ roept Tim. ‘Ik was aan het skiën.’ ‘Skiën?’ schrikt mama. ‘Op flippers?’ Tamar grijnst alleen maar. En ze doet zijn haar door de war. ‘Niet doen!’ gilt Tim. ‘Jongensss,’ zegt mama. Tim kijkt kwaad naar Tamar. Dat doet ze op school ook altijd. Omdat ze twee groepen hoger zit, doet ze altijd alsof hij klein is of dom. Dan gaat ze in de pauze met haar hand door zijn haar. Of ze zet zijn fiets gewoon ergens anders, zodat hij hem niet kan vinden. Zulke dingen. Mama lijkt al niet meer naar hem te luisteren. Ze 10

zoekt weer in haar telefoon. ‘Wie kunnen we nog meer vragen om op te passen?’ Maar papa hoort haar niet. ‘Waarom heb jij eigenlijk flippers aan?’ ‘Ik wil kampioen worden,’ wil Tim zeggen. Maar hij zegt het niet. Papa gaat vast ook lachen, net als Tamar. Tim hinkt naar de poef. Mokkend laat hij zich zakken. Zijn ogen glijden naar de boekenkast. Mama heeft alle boeken met dezelfde kleur naast elkaar gezet. Dat vindt ze mooi. Boven in de kast staan alle zwarte boeken op een rij. Op de middelste plank staan de witte. En alle andere boeken staan rug aan rug onderaan. Al die kleuren naast elkaar lijken wel een regenboog. Een rechte regenboog dan. Tim buigt naar voren. Tussen alle gekleurde boeken staat één boek dat glimt. Met zijn vinger trekt Tim hem naar voren. Wauw. Ook de letters op de voorkant glimmen. De titel kan hij niet lezen. Zou dat Engels zijn? Maar die titel is ook niet zo interessant. De binnenkant wel. Tim begint te bladeren en dan kan hij niet meer stoppen. Het boek staat vol geweldige foto’s. Een superkleine mevrouw naast een supergrote. Is dat een echte foto? Die grote mevrouw moet vast bukken om door een gewone deur te kunnen. En wat is dit? Kijk die spierballen eens! Een man in een hemdje. Hij trekt aan een touw. En aan het touw 11

zit... een vrachtwagen! Kan dat echt? Kan iemand zo sterk zijn dat hij een vrachtauto kan trekken? Tim bladert en bladert. Zijn ogen schieten langs de woorden. Het boek vol kam-pi-oe-nen. Wat? Bestaat dat echt? Een boek waarin alle kampioenen staan? Weer ritselen Tims vingers met de bladzijden. Dieren, gebouwen, er komt van alles voorbij. Ze zijn het snelst of het hoogst. Allemaal zijn ze kampioen. En 12

dan ziet hij het. Bovenaan een bladzijde staan ze op een foto. Flippers. Tim hinkt zo snel hij kan. ‘Papa! Kijk!’ Hij duwt het glimmende boek tegen papa aan. ‘Deze meneer is de snelste van de wereld. Op zijn flippers. Maar dat klopt niet, want dat ben ik al. Nu kom ik ook in dit boek.’ ‘Kinderen worden geen wereldkampioen,’ mompelt Tamar. Tim wil iets lelijks zeggen. Maar papa pakt het boek uit zijn handen. ‘Och ja, zeg. Dat boek heb ik ooit van opa gekregen.’ ‘Het kinus boek of rekkorts!’ zegt Tamar. ‘Rekkorts?’ vraagt Tim. ‘Als je iets kunt wat nog niemand heeft gedaan, heet dat een record,’ zegt papa. ‘Er staan echt de meest grappige records in.’ ‘Mijn flippers staan er ook in!’ roept Tim. ‘Maar die andere dingen kan ik ook, hoor.’ Papa bladert. ‘O? Ik zie iemand met de grootste oren van de wereld. Hoe wil je dat doen?’ ‘Nee, die niet,’ zegt Tim. ‘Maar al het andere wel. Echt hoor.’ ‘Weet je het zeker?’ grijnst papa. ‘Ik zie hier een man met zijn hoofd in de bek van een tijger.’ Tamar giechelt. ‘Ga je dat uitproberen met de hamster?’ vraagt papa. 13

Tim kijkt weg. Papa maakt er alleen maar grapjes over. En Tamar doet helemaal stom. Maar als hij straks in het glimmende boek komt, mogen ze allebei mooi niet met hem op de foto. Papa keert zich om en kijkt wat mama doet. Mama zoekt nog steeds in haar telefoon. Haar wangen kleuren. ‘We hebben echt iedereen al gevraagd. Niemand kan vanmiddag oppassen!’ Papa duwt het boek terug in de handen van Tim. ‘Maar ik word echt kampioen hoor, pap.’ ‘Nu even niet, Tim,’ mompelt papa. ‘Gaan jullie weg?’ vraagt Tamar. Papa kijkt naar mama. ‘Ik ga wel alleen.’ ‘Jij hebt een mooi pak nodig,’ zegt mama. ‘Daar wil ik bij zijn. We nemen de kinderen wel mee.’ ‘Neee!’ zegt Tim boos. ‘Winkelen is stom.’ ‘Ik wil de kinderen echt niet meenemen als ik een pak moet uitzoeken,’ zegt papa beslist. Mama kijkt moeilijk. ‘Kan die zoon van Harrie niet oppassen?’ Papa lacht, maar het ziet er niet vrolijk uit. ‘Die komt hier alleen maar om les te geven.’ ‘Lesgeven?’ ‘Hoe je vieze geluiden moet maken.’ Mama geeft een klein gilletje. ‘Neee!’ Maar Tim roept al: ‘Jaaa! Die moet oppassen!’ Alleen na een heel glas cola kan Tim vieze geluiden 14

maken. Maar het zou toch geweldig zijn als hij het altijd kan? Wanneer hij maar wil. Op de fiets, in de klas, op oma’s schoot. ‘Waarom moeten we dat pak eigenlijk nu kopen? We hebben nog zoveel te doen.’ Mama gebaart naar de wasmand op de keukentafel. Papa zegt niets. Hij kijkt mama alleen maar aan. ‘Wat?’ vraagt mama. Papa kucht. ‘Ik weet wel iemand.’ ‘Wie?’ ‘Die oppas van mijn collega.’ Mama’s ogen worden groot. ‘Die oppas is maar één keer bij jouw collega geweest. Daarna hebben ze haar nooit meer gevraagd. Je weet toch wel waarom?’ Papa zegt niets. Maar mama wel. ‘Die mevrouw had de hele tijd in een stoel liggen slapen. Ze had geen idee wat de kinderen deden.’ Tamar knikt tevreden. ‘Doe die maar.’ Papa pakt zijn telefoon uit zijn broekzak. ‘Hun huis is niet afgebrand. En hun kinderen hebben de armen nog gewoon aan hun lijf vastzitten. Het valt wel mee.’ Dan drukt hij op zijn telefoon. ‘Ik ga haar vragen.’ 15

RkJQdWJsaXNoZXIy OTA4OQ==