Turbo Tim

maken. Maar het zou toch geweldig zijn als hij het altijd kan? Wanneer hij maar wil. Op de fiets, in de klas, op oma’s schoot. ‘Waarom moeten we dat pak eigenlijk nu kopen? We hebben nog zoveel te doen.’ Mama gebaart naar de wasmand op de keukentafel. Papa zegt niets. Hij kijkt mama alleen maar aan. ‘Wat?’ vraagt mama. Papa kucht. ‘Ik weet wel iemand.’ ‘Wie?’ ‘Die oppas van mijn collega.’ Mama’s ogen worden groot. ‘Die oppas is maar één keer bij jouw collega geweest. Daarna hebben ze haar nooit meer gevraagd. Je weet toch wel waarom?’ Papa zegt niets. Maar mama wel. ‘Die mevrouw had de hele tijd in een stoel liggen slapen. Ze had geen idee wat de kinderen deden.’ Tamar knikt tevreden. ‘Doe die maar.’ Papa pakt zijn telefoon uit zijn broekzak. ‘Hun huis is niet afgebrand. En hun kinderen hebben de armen nog gewoon aan hun lijf vastzitten. Het valt wel mee.’ Dan drukt hij op zijn telefoon. ‘Ik ga haar vragen.’ 15

RkJQdWJsaXNoZXIy OTA4OQ==