Schaduwprins

14 Luc luistert niet meer. Aan de overkant van het plein staan enkele militairen. Al pratend steken ze het grote plein over. ‘Wilt u echt nieuws voor uw krantje? Kijk daar dan eens!’ Winston ziet de soldaten dichterbij komen. Hij fronst zijn wenkbrauwen en vraagt: ‘Wat bedoel je?’ ‘Kijk eens naar die magere man, met dat slordige, lange haar. Hij is de generaal die de Italianen heeft verslagen.’ ‘Is dat Napoleon Bonaparte?’ fluistert Winston. ‘Is dat hem? Wat draag hij een sjofel uniform.’ ‘Maar daarin versloeg hij wel de vijand,’ verdedigt Luc de beroemde generaal. ‘Ik heb hem een keer geholpen!’ ‘Echt waar?’ Winston buigt zich gretig naar Luc. ‘Kent hij je nog, denk je?’ Het kan nooit kwaad om deze rijke Engelsman een plezier te doen. ‘Vast wel,’ doet Luc stoer. ‘Napoleon was toen nog niet zo bekend. Hij ging een koffiehuis binnen en dronk een paar kopjes koffie, maar hij had geen geld bij zich. Daarom moest hij zijn hoed als onderpand achterlaten. Die hoed kreeg hij terug als hij het geld bracht. Hij zag mij lopen en vroeg of ik het geld wilde bezorgen en zijn hoed weer terugbrengen. Dat heb ik gedaan!’ ‘Mooi, mooi,’ prevelt Winston. ‘Hij komt hierheen, zie je dat? Zie je dat?’ Napoleon staat nu voor hen en kijkt Luc doordringend aan. ‘Ik vergeet nooit een gezicht, waar ken ik jou van?’ ‘Van... van uw hoed, generaal.’ ‘Mijn hóéd?’ ‘Ja, u dronk koffie en had geen geld en...’ Napoleon grinnikt en steekt zijn hand op. ‘Stop, ik weet het weer. Je naam is Luc, toch? Je verkoopt Bastilles, maak je die zelf?’ ‘Nee, generaal, mijn vader. Hij sloopte met zijn vrienden de Bastille en kreeg een ongeluk. Hij kan niet meer lopen, maar wel met zijn handen werken.’ Napoleon pakt een handvol munten. ‘Geef mij een Bastille, jij krijgt

RkJQdWJsaXNoZXIy OTA4OQ==