Schaduwprins

15 je geld.’ ‘Daar kunt u wel tien Bastilles voor kopen, generaal.’ ‘Eén is genoeg. Groet je vader!’ Napoleon en zijn mannen lopen weer door en Winston jubelt zacht: ‘Wat geweldig, hier kan ik over schrijven in mijn krant. We lopen achter hem aan, kom!’ ‘Waarom?’ Winston knippert met zijn ogen en zegt: ‘Het is een bijzondere man, daarom. Ik betaal je, vertel onderweg maar over je stad. Kom, lopen.’ Maar dan steekt een van de officieren zijn hand op en er stopt een rijtuig. De vier mannen stappen in en de karos ratelt weg. ‘Verdraaid,’ roept Winston geërgerd. ‘En nergens een ander huurrijtuig te bekennen!’ ‘Dat is dan een kort stukje voor uw krant,’ grijnst Luc. ‘Zal ik u bij het Louvre brengen? Of de tuinen van de Tuilerieën?’ Dit was een goede dag, vindt Luc. Winston is een aparte kerel, maar wel gul. Samen met het geld van de Bastilles heeft hij nu twintig francs verdiend. Twintig! Zijn vader zal ook wel blij zijn. Morgen zal hij eerst een paar Bastilles verkopen en daarna weer op pad gaan met Winston. De man is heel nieuwsgierig en wil precies weten wat er tijdens de revolutie gebeurde. Maar dat niet alleen. Wat een vragen stelt die man! ‘Ken je de mannen van de nieuwe regering? De mannen van het Directoire?’ Natuurlijk niet, had hij geantwoord. Daarna kwam er een heel vreemd verzoek. ‘Verzamel zoveel mogelijk nieuws over Napoleon. In Engeland zijn we heel nieuwsgierig naar hem. Mijn krant moet vol!’ Hij had natuurlijk braaf geknikt, want Winston opende toen juist zijn dikke beurs om hem te betalen. Maar nieuwtjes over Napoleon? Hoe moet hij die vinden? Fluitend loopt hij de voorstad Saint-Antoine binnen. Een stukje rechtdoor en dan linksaf. Hier wonen de arme mensen van de stad,

RkJQdWJsaXNoZXIy OTA4OQ==