Hittegevaar

DEN HERTOG - HOUTEN

AVI E6 © 2024 Den Hertog B.V., Houten ISBN 978 90 331 33060 Illustraties: Adri Burghout Foto achterkant: Patrick Balster Alle rechten voorbehouden. Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand, of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, hetzij digitaal, elektronisch, mechanisch, door fotokopieën, opnamen, of op enige andere manier, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever.

7 een Verhit Gespannen zit Sander op zijn hurken bij de deur. De rug van Marks hand rust op de klink. Sander telt af. Het geeft hem vertrouwen dat ze goed op elkaar zijn ingespeeld. Bij drie drukt Mark de deur open. Donkere rookwolken stromen naar buiten. Sander aarzelt niet. Hij spuit een sproeistraal de gang in. Het water klettert op de grond. Heel heet is het er dus niet. Met de straalpijp in zijn hand stapt hij de rook in. Het is wel warm in de gang en hij ziet geen hand voor ogen. Gelukkig heeft hij zojuist de plattegrond van het pand gezien en weet hij waar hij moet zijn. Sander stapt voor Mark uit, de gang in. Het geeft rust dat hij Marks hand op zijn schouder voelt. Voetje voor voetje schuifelen de brandweermannen al tastend langs de wand verder. De gang maakt een bocht naar rechts. Hier wordt de rook dikker. Opnieuw buigt de gang naar rechts. Sander voelt dat Mark de slang meetrekt. De hitte wordt voelbaar. Dat is voor hem het teken dat ze de vuurhaard naderen. Het zweet prikt onder zijn helm. Hij móét door. Opgeven is geen optie, dat heeft hij de afgelopen jaren vaak genoeg ervaren. Als brandweerman zet je een stap vooruit, waar anderen teruggaan. In de verte knetteren de vlammen.

Opnieuw staan ze voor een deur. Sander draait zich naar Mark. Zijn collega is een donkere schaduw in de gitzwarte rook. Mark stapt naar voren. ‘Ik doe de deur open! Daarachter is de vuurhaard.’ Dat moet hij met de warmtebeeldcamera1 gezien hebben. Mark telt af en rukt de deur open. Doordat ze al zo lang samenwerken, weten ze exact wat ze van elkaar kunnen verwachten. Meteen ziet Sander de donkeroranje gloed. De hitte is bijna ondraaglijk. Met zijn tanden op elkaar draait hij de straalpijp open. Een grote hoeveelheid water spuit richting het vuur. Verbeten beweegt Sander de straal heen en weer. De vlammen worden misschien iets kleiner, maar het vuur is enorm. Eigenlijk zou hij vooruit moeten stappen om de brandhaard beter in bedwang te krijgen, maar de stoomwolk die ontstaat, brandt op zijn huid. Hij voelt precies waar de kieren in zijn pak zitten. Sander doet een stap terug, terwijl hij op het vuur blijft richten. Dit houdt hij niet lang vol. ‘Oefening klaar. Kom er maar uit,’ klinkt het ineens in de headset. Sander voelt een klopje op zijn schouder. Hij hoort Mark iets zeggen, maar door het knetteren van de vlammen kan hij het niet verstaan. Vlak naast hen gaat een deur open. Licht valt naar binnen en de rook en stoom stromen naar buiten. Even heeft hij de neiging om via die deur naar buiten te gaan, omdat daar frisse lucht is. Het is hier zo ontzettend heet! Maar hij weet dat hij officieel de gewone weg terug moet. Mark loopt al weg. Laat hij hem toch maar volgen. Hun laarzen bonken in de verder lege zeecontainers. 1 Een apparaat waarmee verschillen in temperatuur in beeld worden omgezet.

9 Als hij eindelijk buiten staat, klikt hij zijn masker los van zijn helm. ‘Wat een hitte.’ Mark knikt en trekt ook zijn masker los. ‘Onvoorstelbaar.’ Al pratend lopen de twee brandweermannen naar Ton en Ferdi, die al bij de oefenleider staan. ‘Hoe gaat het?’ vraagt instructeur Arnold. ‘Goed, maar zo warm heb ik het zelden meegemaakt.’ Sander pakt zijn flesje water van een ton en neemt een paar slokken. Arnold schiet in de lach. ‘Dat horen we vaker.’ ‘De hele container was heet, maar toen ik die laatste deur opendeed, werd het helemaal verschrikkelijk,’ merkt Mark op. ‘Vergeet niet dat je al drie oefenscenario’s hebt gedraaid. Kijk naar je pak. Dat is doorweekt en gaat in de hitte dus gigantisch stomen. Dat maakt het er niet beter op.’ Sander ritst zijn jas los. ‘Ik denk dat ik brandplekken heb.’ ‘Waarom ben je dan niet teruggegaan?’ vraagt Arnold. Sander haalt zijn schouders op. ‘Het is m’n taak om die brand te blussen,’ antwoordt hij eenvoudig. Langzaam doet Arnold zijn helm af. ‘Dat klopt. Maar je eigen veiligheid staat voorop. Ik adviseer je om laag bij de grond te blijven en goed op jezelf te letten, mocht je in de toekomst in zo’n situatie terechtkomen. Als jij denkt dat je het niet volhoudt, kun je je beter terugtrekken en je bevelvoerder vragen om iemand anders naar binnen te sturen of de aanpak te veranderen.’ Sander draait de dop krachtig op zijn flesje. Dat zou hij dus nooit doen. Toch ziet hij dat zijn collega’s begrijpend knikken. ‘Hebben jullie nog andere punten, voordat ik deze inzet bespreek?’ Ton schudt meteen zijn hoofd, maar Mark knikt. ‘Als het zo

10 warm is, wil je zo snel mogelijk dat vuur gedoofd hebben. Nu kon de stoom die vrijkwam bij het blussen geen kant op. Dat zorgt natuurlijk voor nog meer hitte. Volgens mij kunnen we beter kijken of er een plek is waar de stoom kan ontsnappen, als je dat merkt.’ Sander kijkt op. ‘Maar je wilt toch eerst het vuur bestrijden?’ ‘Klopt, maar de tweede man zou op zoek kunnen gaan naar bijvoorbeeld een buitendeur,’ verduidelijkt Mark. ‘Dan kunnen we een aanval doen, ons even terugtrekken, de stoom laten ontsnappen en weer doorgaan. Nu was het eigenlijk niet te doen.’ Sander knikt. Hij begrijpt het. Na een kwartier zijn ze klaar met de nabespreking. Arnold is positief over hun optreden. Nadat ze hun oude ademluchtcilinder hebben omgeruild voor een nieuwe, kunnen ze door naar een volgend oefenscenario. Van een paar zeecontainers is een huis nagebouwd. De buitenkant ziet flink zwartgeblakerd door alle branden die hier geweest zijn. Ook nu slaan de vlammen al flink naar buiten. Donkere rookwolken waaien uiteen. ‘Op welke drie basisprincipes let je altijd?’ Arnold kijkt hen vragend aan. Sander glimlacht. Die kan hij zo opdreunen, maar het is goed om ze telkens te herhalen. ‘Eén: wat brandt er? Twee: is de brand bereikbaar? Drie: heb ik voldoende koelend vermogen?’ ‘Top!’ prijst Arnold. ‘En voordat je naar binnengaat: stop en denk na! Sta bij wijze van spreken echt even stil, om niet in één keer door te stampen naar binnen en er dan achter te komen dat de situatie heel anders is.’

11 Het ademluchttoestel van Sander begint te piepen2. Sander schudt aan het apparaat, zodat het gepiep stopt. Hij knijpt verbeten in zijn handschoen. Het piepen doet hem regelmatig terugdenken aan de keren dat hij anders handelde dan hem aangeleerd was. Arnolds stem doet hem terugkeren naar de realiteit. ‘De bewoonster heeft 112 gebeld,’ vertelt de oefenleider. ‘Ze maakte melding van een brand op de bovenverdieping. Nu jullie zijn aangekomen bij dit pand, kunnen jullie dat ook wel zien.’ Sander kijkt nog een keer naar de vlammen. Die zijn inderdaad alleen op de bovenverdieping te zien. ‘Opeens was de verbinding tussen de bewoonster en de meldkamer verbroken,’ gaat Arnold verder. ‘We weten niet waar de meldster zich bevindt. Jullie prioriteit ligt dus op het zoeken en redden van deze mevrouw. Succes.’ Ferdi grist meteen de warmtebeeldcamera van het tafeltje en begint samen met Ton aan de verkenning rondom het gebouw. Sander en Mark controleren de maskers bij elkaar en maken een O-bundel3 klaar om naar binnen te gaan. Mark heeft de straalpijp in zijn handen en spuit een teststraal op de grond. Zij zijn klaar om naar binnen te gaan. Ferdi en Ton voegen zich weer bij hen. Ferdi wijst naar boven. ‘Daar op de bovenverdieping zien we een flinke brandhaard, die verder doorloopt naar achteren. Verder heb ik nergens vuur gezien.’ 2 Dat alarm gaat af als er twintig seconden geen beweging is geconstateerd. Dat is een voorzorgsmaatregel. Als er echt iets mis is, kan het gepiep collega’s helpen om je te vinden. 3 Een O-bundel is een opgerolde, flexibele lagedrukslang. Door de wijze waarop de slang is opgerold is deze erg snel inzetbaar. Een O-bundel kan wel 400 liter water per minuut geven.

12 ‘Wij gaan naar binnen,’ roept Mark. Sander doet de deur open. Een lichte rook trekt naar buiten. Mark loopt met de straalpijp voorop. Sander volgt hem snel, met de slang onder zijn arm. Via een klein vierkant halletje stappen ze de woonkamer in. Het is er schemerdonker. Sander knipt zijn zaklamp aan. De lichtbundel glijdt door de mistige waas over de zwartgeblakerde meubels. Er staan een paar vuurtonnen, die bij oefeningen worden gebruikt om een brand na te bootsen, maar geen enkele brandt op dit moment. Mark loopt linksaf de hoek om. Daar is weer een smal gangetje. Een metalen brandtrap leidt naar boven. ‘We gaan naar boven,’ meldt Mark. Meteen stampt hij de trap op. Sander blijft beneden staan en geleidt de slang achter zijn collega aan. Dan verschijnt Ton. Hij drukt de warmtebeeldcamera in Sanders handen. ‘Loop maar, ik neem het hier van je over.’ Trots loopt Sander de trap op. Dit is precies zoals het hoort. Exact op het juiste moment neemt de waterploeg het geleiden van de slang van hem over. Mark staat boven op hem te wachten. De rook is hier een stuk dichter en inmiddels voelt hij de warmte. Ze staan op een kleine overloop, met verschillende deuren. Achter een daarvan is een donkeroranje gloed te zien. Achter hem klinkt gebonk op de trap. Vanuit zijn ooghoeken ziet hij Arnold in zijn zwarte bluspak naar boven lopen. De trainer komt zwijgend bij hen staan. Sander richt zijn warmtebeeldcamera op de deur. Dat is overduidelijk! Zijn ogen flitsen door de ruimte, op zoek naar het slachtoffer. Ja, daar! De pop ligt meteen rechts van hen. Hij schiet toe en trekt de zware pop onder de armen mee richting de trap. Ton komt

13 meteen aanlopen en pakt de pop bij de voeten. Samen dragen ze het ‘slachtoffer’ naar beneden. Daar neemt Ferdi het van Sander over. Snel loopt Sander weer naar boven. Mark wacht hem bovenaan de trap op. Nu moeten ze het vuur gaan blussen. Behoedzaam lopen ze naar de deur. In de rook kan Sander het gezicht van zijn collega niet zien. Hij moet het nu op gevoel doen. ‘Ik doe de deur open in drie, twee, één.’ Sander duwt de deur voorzichtig open. Een warme gloed brandt op zijn pak. De feloranje vlammen knetteren, maar het geluid wordt overstemd door het spuitende water uit de straalpijp. Het wordt meteen aardedonker. De vlammen doven snel. Mark wil de kamer binnen stappen, maar Sander merkt aan zijn collega dat de slang blijft haken. Hij doet een paar stappen terug en geeft een flinke ruk aan de slang. Die schiet meteen los. Ergens achter hen klinkt een dreun. Vast een vuurton die door de vasthakende slang is omgevallen. Sander loopt ook de kamer in en trekt de deur achter zich dicht. Dat moet ervoor zorgen dat er niet in het hele gebouw rook komt te staan en hun zicht nog minder wordt. Tegelijk zorgt het ervoor dat er niet nog meer zuurstof bij het vuur komt. Mark heeft het vuur ondertussen helemaal afgeblust. Rechts ziet Sander ergens een kier waar daglicht door naar binnen valt. Daar moet een luik zijn, dat in dit oefengebouw voor een raam moet doorgaan. Hij loopt eropaf en drukt het luik open. Meteen stroomt de rook naar buiten. ‘Ja, stop maar! Einde oefening,’ klinkt Arnolds stem achter hen. Sander zucht diep en volgt met zijn ogen de kolkende rook in het naar binnenvallende licht. Dit is zo genieten! Hij draait zich om en loopt achter Mark aan naar de trap. Daar staat Arnold hen op te wachten.

14 ‘Kijk je voortaan even uit?’ zegt de instructeur. In het schemerdonker ziet Sander een spottende lach. Niet-begrijpend kijkt Sander Arnold aan. ‘Wat bedoel je?’ ‘Je liet me net de trap af rollen.’ Sander schrikt. ‘Wat? Hoe...?’ ‘Je trok aan de slang en daar stapte ik net overheen om beneden te gaan kijken. Ik ben blij dat ik een helm droeg, anders had je nog een slachtoffer.’ Geschrokken volgt Sander de brandweermannen naar beneden. Buiten aangekomen, zetten Ferdi en Ton schaterend van het lachen hun helmen af. ‘Hoe serieus wilde je het hebben?’ spot Ferdi. ‘Mag je deze instructeur niet zo?’ Sander trekt het masker van zijn gezicht en richt zich vragend tot Arnold. ‘Heb ik je echt omvergetrokken?’ Arnold knikt en wrijft over zijn rug. ‘Het was een beste klap. Gelukkig ving Ton mij op, maar weet wat je doet als je aan de slang trekt. Ik had zelf natuurlijk ook beter moeten opletten toen ik naar beneden liep.’ ‘Mooi evaluatiepuntje,’ spot Mark en hij slaat Sander op zijn schouder. Sander zakt grijnzend op een tuinstoel neer. Hij schaamt zich wel een beetje. Echt weer iets voor hem... ‘Wat ruik je toch weer naar brand.’ Rachels moeder schept macaroni op het bord van Sander. ‘De geur van vlammen en avontuur,’ reageert Sander lachend. ‘Hij had vandaag een oefendag in Loenen,’ vertelt Rachel. ‘De hele dag lekker in de rook staan doet je niet echt goed.’ Sander schiet in de lach. ‘Ach joh. Ik vind het wel een fijn

15 luchtje.’ ‘Hoe komt het dan dat je zo naar die brand ruikt?’ vraagt Rachels broertje Jesse. ‘Dat is toch ongezond?’ ‘Dat valt mee,’ antwoordt Sander. ‘Door de warmte gaan de poriën van je huid openstaan en daar trekt de rook in. Als je lichaam vervolgens afkoelt, blijft die lucht in je huid opgeslagen. Bij een oefendag trek ik al bewust wat strakke kleding onder mijn pak aan, maar je voorkomt niet helemaal dat je naar rook blijft ruiken.’ ‘Je zult vast weten wat je doet,’ zegt Rachels vader rustig. Sander glimlacht. Zijn schoonvader is gelukkig altijd nuchter en kan goed relativeren. ‘Waren het wel interessante oefeningen?’ gooit Rachels vader het gesprek over een andere boeg. Sander knikt en vertelt enthousiast over de verschillende oefenscenario’s. Zijn schoonfamilie lacht hard als Sander vertelt dat hij Arnold van de trap heeft getrokken. ‘Echt weer wat voor jou,’ lacht Rachel. Met die opmerking is de toon gezet. Er worden over en weer wat grappen gemaakt, maar Sander trekt zich er niets van aan. Hij geniet er altijd van als hij bij zijn schoonmoeder eet. Ze kan goed koken en het lijkt alsof ze deze keer voor de vijftiende verjaardag van Jesse extra haar best heeft gedaan. Na de oefendag is hij meteen naar het huis van zijn schoonouders gefietst voor de verjaardag van zijn zwagertje. Rachel was daar al. De opa en oma van Rachel zijn voor het eten naar huis gegaan en straks komen er nog wat vrienden van Jesse. ‘Ik hoorde dat er gisteravond bij familie Van Rijn ook is ingebroken,’ zegt Rachels vader.

16 ‘Wat?’ Rachel laat haar vork even boven haar bord zweven. ‘Die mensen bij ons uit de kerk?’ Haar vader knikt. ‘Ze sliepen deze week een nacht bij hun kinderen in Zeeland. Toen ze de volgende dag terugkwamen, stonden de kastdeuren open. Computer, tablets en wat contant geld gestolen. Ook het juwelenkistje van mevrouw Van Rijn is meegenomen.’ ‘Het waren vast weer van die smerige buitenlanders,’ mompelt Jesse. Sander ziet dat zijn schoonvader boos naar Jesse kijkt. ‘Denk erom. Hier hebben we het al vaker over gehad.’ Jesse legt zijn bestek neer. ‘Het is gewoon waar. Sinds ze die lui hier in de wijk hebben gedumpt, wordt er overal ingebroken. En wat dacht u van al die kentekenplaten die ’s nachts van auto’s worden geschroefd? Dat gebeurt nergens in Apeldoorn, alleen in onze wijk.’ Sander luistert met stijgende verbazing naar Jesse. Hij heeft wel begrepen dat Jesse het niet zo op de vluchtelingenopvang heeft, maar hij heeft hem niet eerder zo horen praten. ‘Die kentekenplaten worden vast niet door asielzoekers gestolen,’ merkt hij op. ‘Deze wijk ligt vlak bij de snelweg. Criminelen stelen die kentekenplaten, vluchten weg en gebruiken vervolgens de kentekenplaten op gestolen auto’s om een ramkraak te plegen. Zodoende heeft de politie geen idee wie er achter zo’n kraak zit.’ Jesse schudt boos zijn hoofd. ‘Dan weet jij niet wat er allemaal is gebeurd in deze wijk. Er worden mensen lastiggevallen in het park. Door wie denk je?’ In de korte stilte die valt, reageert niemand. ‘Juist,’ gaat Jesse verder. ‘Door die buitenlanders. Ze pakken

17 spullen af, zoeken ruzie en vallen vrouwen lastig. En jullie kijken gewoon weg.’ ‘Dat is niet waar,’ reageert Rachels moeder rustig. ‘Je weet best dat wij het daar ook niet mee eens zijn. Het is inderdaad een keer gebeurd dat de politie een vluchteling heeft opgepakt die ruzie kreeg met een man in het park. Maar vergeet niet dat de mensen die in de opvang zitten veel hebben meegemaakt.’ ‘Ach, dat zal vast.’ Jesse legt boos zijn vork neer. ‘Het zijn gelukzoekers die hier komen en op ons geld teren. Ze voeren in die opvang niets uit. Ze werken niet eens en krijgen zomaar een huis toegewezen. Mensen die hard voor hun geld werken, kúnnen niet eens een huis krijgen, vanwege het woningtekort. Maar voor vluchtelingen worden er even een paar leegstaande gebouwen geregeld waarin ze kunnen wonen. Zij hebben het goed voor elkaar. Wij werken hard, maar zij verknallen de boel. Als ik straks een huis wil, kan ik er niet eens een vinden.’ Sander vouwt rustig zijn armen over elkaar. Vanbinnen kookt hij. ‘Ik vind het erg hoe je alle gevluchte mensen in een hoekje drukt.’ Hij merkt dat zijn stem trilt. ‘Die mensen ontvluchten hun land omdat er oorlog is, of omdat ze vervolgd worden, bijvoorbeeld vanwege hun geloof. Als vanuit de kerk de vraag zou komen of jij iets wilt regelen voor mensen die uit Israël vluchten, zou je er serieus over nadenken, dat weet ik zeker. Maar omdat het nu mensen uit Syrië of een ander Arabisch land zijn, is er niets goed. Ja, hun cultuur is anders, en sommigen misdragen zich soms ernstig. Maar als er een bankoverval is gepleegd door een Nederlander, zijn ook niet alle Nederlanders ineens een overvaller. In de kerk vragen ze regelmatig mensen die iets voor een vluchteling willen doen. Meld je daar maar eens voor aan. Dan leer je deze mensen kennen en kun je ze

18 misschien helpen.’ Sander verbaast zich erover dat hij rustig kan reageren, terwijl hij zich zo boos voelt. Minachtend kijkt Jesse hem aan. ‘Leef je onder een steen, of zo? Van die buitenlanders heb je meer last dan gemak.’ Sander recht zijn rug. ‘Als je zo praat, heb jij jezelf nooit in die mensen verdiept. Je praat over hen alsof het dieren zijn. Het zijn onze medemensen.’ Het wordt stil aan tafel. Jesse schudt zijn hoofd. ‘Jij hebt er echt niks van begrepen.’ ‘Jawel!’ roept Sander. ‘Maar jij wilt het niet begrijpen. Waarschijnlijk praten je vrienden zo en praat jij mee.’ Sander ziet Rachels moeder knikken en haar vader maakt een einde aan de verhitte discussie. ‘Wacht maar,’ zegt Jesse zachtjes. ‘Wacht maar... Je krijgt vanzelf een melding bij die lui.’

RkJQdWJsaXNoZXIy OTA4OQ==