Een nieuw begin voor Noa

Thea Zoeteman Een NIEUW BEGIN voor Noa DEN HERTOG - HOUTEN

© 2024 Den Hertog B.V., Houten ISBN 978 90 331 3308 4 Alle rechten voorbehouden. Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand, of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, hetzij digitaal, elektronisch, mechanisch, door fotokopieën, opnamen, of op enige andere manier, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever.

Hoofdstuk 1 ‘Je let weer niet op, Noa. Ga er maar uit.’ Meneer Van Oosten wijst met een priemende vinger naar de deur. Noa kijkt verbaasd naar de leraar. ‘Maar ik...’ ‘Je hoort wat ik zeg. Eruit!’ De rimpel in zijn voorhoofd wordt dieper en hij ziet een beetje rood. Noa haalt haar schouders op en doet haar geschiedenisboek, schrift en agenda in haar tas. Traag staat ze op. Als ze door het lokaal loopt, ziet ze veel ogen op zich gericht. Sommige klasgenoten steken een duim naar haar op. Anderen grinniken onderdrukt. Bij de deur geeft Bas haar een snelle boks. Ze kijkt even om. ‘Nou, tot straks dan maar, hè?’ Ze opent de deur en sluit die met een zachte klik weer achter zich. De gang ligt stil en verlaten voor haar. Ook in de aula is het op dit uur rustig. In een hoek zitten een paar leerlingen die een tussenuur hebben. Ze heeft de stoelen voor het uitkiezen. Dat zal over drie kwartier anders zijn als de lunchpauze aanbreekt. Met een plof laat ze haar tas op de vloer vallen en met een diepe zucht gaat ze zitten. Het is niet de eerste keer dat dit haar overkomt en het zal de laatste keer ook niet zijn. Van Oosten moet haar altijd hebben. Wat de reden is, is voor haar een raadsel. En waar ging het uiteindelijk om? Alleen maar omdat ze zich bukte om haar agenda uit haar tas te pakken.

6 Drie kwartier is lang als je niets te doen hebt. De lampen in de aula heeft ze al vaak geteld. Het zijn er zestien. Het aantal ramen komt op tien. En de deuren die ze vanuit de aula kan zien, dat zijn er vijf. Noa zucht diep. Ze zou een spelletje op haar telefoon kunnen spelen. Maar telefoongebruik op school is verboden. Nou ja, eigenlijk alleen onder de les. En nu zit ze in de aula. Haar hand verdwijnt zoekend naar haar telefoon in haar tas. Ze moet toch íéts te doen hebben. ‘Hé Noa, ben je eruit gestuurd?’ Noa kijkt op, recht in het vragende gezicht van Thijs. ‘Nee, ik zit hier voor de lol.’ Er glijdt een trek van verbazing over Thijs’ gezicht. Dan breekt er een lach door. ‘Ja, dus. Van Oosten zeker?’ ‘Hoe weet jij dat?’ Thijs gaat op de rand van de tafel zitten. ‘Iedereen weet dat die man geen orde kan houden.’ ‘Dat klopt.’ Noa trommelt met haar vingers op de tafel. ‘Maar het gekke is dat hij mij altijd moet hebben. Ik word bijna iedere les om iets onbenulligs eruit gestuurd.’ ‘Wat heb je gedaan?’ ‘Niks!’ Noa’s stem schiet verontwaardigd uit. ‘Alleen mijn agenda uit mijn tas gepakt, omdat ik er iets in wilde schrijven. Hij zal wel gedacht hebben dat ik niet goed oplette.’ ‘Beroerd voor je.’ Thijs bungelt met zijn benen. ‘Als Van Oosten je niet mag, dan lig je er binnen de kortste keren bij hem uit.’ ‘Letterlijk,’ lacht Noa. ‘Nou ja, niets aan te doen. Ik zit hier de drie kwartier wel uit.’ ‘Moest jij je niet melden bij Jansma?’ ‘Nee.’ Noa draait zich een kwartslag om, alsof Jansma ineens de

7 aula binnen kan lopen. ‘Gelukkig niet. Dan had ik een nog groter probleem gehad.’ ‘Geluk bij een ongeluk dus.’ ‘Zoiets. Maar joh, moet jij niet door? Straks mag je ook de les niet meer in.’ Thijs laat zich van de tafel glijden. ‘Dat zal wel meevallen. Mevrouw Lichthart vroeg aan mij of ik bij Van Leeuwen plastic hoesjes wilde halen.’ ‘Als je op die manier de klas uit gestuurd wordt, is het niet erg,’ vindt Noa. ‘Maar ik zou niet te lang wegblijven als ik jou was. Dan heb je straks een probleem.’ Thijs schudt zijn hoofd en grijnst. ‘Ik kan een potje breken bij Lichthart. Maar je hebt gelijk. Ik kan hier niet blijven hangen.’ Noa kijkt hem na als hij de aula uit loopt en om de hoek verdwijnt. Thijs zit in havo vijf en is de broer van haar vriendin Paulien, die weer bij haar in de klas zit. Zij zitten in de derde klas van het vmbo. Even later komt Thijs weer langslopen. In zijn ene hand heeft hij de plastic hoesjes en in zijn andere hand een bekertje dat hij voor haar neerzet op de tafel. ‘Met het risico dat je geen koffie lust, heb ik het toch maar voor je meegenomen. Een opkikkertje kun je wel gebruiken, dacht ik.’ Noa kijkt verrast van de beker koffie naar Thijs. ‘Dank je wel. Wat aardig!’ ‘Ik ben heel aardig,’ zegt Thijs. ‘Wist je dat niet dan?’ Noa lacht en legt haar handen om het warme, kartonnen bekertje heen. ‘Waar heb je die koffie vandaan?’ ‘Uit de keuken natuurlijk.’ ‘Maar gaven ze jou dat zomaar mee?’ Thijs’ ogen glinsteren. ‘Ik heb gezegd dat de lerares erom had gevraagd.’

8 ‘Je mag niet liegen, Thijs.’ ‘Oké, dan neem ik de koffie weer mee terug.’ Hij strekt zijn hand al uit, maar Noa schuift snel het bekertje naar de andere kant van de tafel. ‘Die krijg je niet terug. Ik vind koffie lekker en nu zal ik het opdrinken ook. Eens gegeven, blijft gegeven.’ Thijs grijnst en wappert met de plastic hoesjes. ‘Ik ga nu gauw naar mijn lokaal. Lichthart zal niet weten waar ik blijf.’ ‘Dat denk ik ook,’ knikt Noa. ‘En nogmaals bedankt voor de koffie.’ ‘Graag gedaan.’ Hij steekt zijn vlakke hand naar haar op en zij kletst de hare ertegenaan, terwijl ze in zijn blauwe, glinsterende ogen kijkt. Opnieuw kijkt Noa hem na totdat hij om de hoek verdwijnt. Het is alsof ze hem opeens met andere ogen ziet, terwijl ze hem toch al lang kent. Het valt haar nu pas op dat zijn ogen zo mooi blauw zijn en dat er lichtjes in schitteren. Dat warrige, blonde haar staat hem superleuk. Dromerig neemt ze een slokje van de warme koffie. Thijs... waarom ziet ze hem nu opeens anders dan voorheen? ‘Je schrijft vijf keer de les van vandaag over, omdat je die gemist hebt.’ Van Oosten kijkt Noa doordringend aan. ‘Maandag wil ik het terug. Ik hoop dat je voortaan beter oplet in de klas. Als je op deze manier doorgaat, zullen je cijfers niet hoger komen dan een zes.’ ‘Dat is toch een voldoende?’ flapt Noa eruit. Ze kijkt in de boze ogen van de leraar achter het donkere montuur. Ze vindt dat die bril zijn gezicht nóg strenger maakt. ‘Je kunt beter. Waarom doe je het dan niet?’ vraagt meneer Van Oosten.

9 Ja, waarom doet ze dat dan niet? Die vraag blijft in haar hoofd hangen als ze even later naar de fietsenstalling loopt om haar fiets te pakken. Vijf keer de les overschrijven... Van Oosten denkt dat het hier nog steeds de basisschool is! Bovendien is het zijn eigen schuld. Had hij haar maar niet de klas uit moeten sturen, dan had ze de les niet gemist. Van Oosten is een man die niet zomaar loslaat als hij zich ergens in vastgebeten heeft. En vandaag is zij degene waar hij zijn tanden in heeft gezet. En dat voor de zoveelste keer. Belachelijk dat ze na het laatste lesuur nog bij hem moest komen. Hij wilde haar nog even duidelijk maken dat haar gedrag hem niet aanstond in de klas. Het leek wel alsof hij er plezier in had om haar strafwerk te geven. Echt niet normaal! Hij deed alsof ze niet ouder was dan twaalf jaar. Boos haalt ze haar fiets van het slot. De anderen zijn al lang naar huis gegaan. Logisch, Van Oosten hield haar expres lang in het lokaal. Daar konden haar vriendinnen natuurlijk niet op wachten. Nijdig bonkt ze even later met haar fiets het trottoir af. Nu moet ze het hele eind alleen naar huis fietsen. Zo ongezellig! Gelukkig schijnt de zon. Daar wordt ze weer een beetje blij van. ‘Hé Noa!’ Noa is verrast als ze Paulien en Anne ziet staan. ‘Hai! Wat tof dat jullie op mij hebben gewacht.’ Anne zet haar voet op de trapper. ‘Van Oosten moest jou wel hebben, zeg! We waren juist van plan om toch maar naar huis te gaan, toen we jou opeens aan zagen komen.’ ‘Jullie zijn top!’ Noa steekt haar duim op. ‘Ik baalde er al van dat ik alleen naar huis moest.’ Anne lacht. ‘Niet dus. Wat moest Van Oosten nu nog van je?’

10 ‘Strafwerk. Ik moet vijf keer de les van vandaag overschrijven.’ Paulien fluit tussen haar tanden. ‘Dan ben je voorlopig bezig. Het zijn lange lappen tekst.’ ‘Echt? Ik heb er nog niet naar gekeken.’ Ze baalt nu nog harder. ‘Ik snap het niet.’ Paulien schudt geërgerd haar hoofd. ‘Ik zag dat Mathilde steeds zat te fluisteren met Willemijn. En daar zei hij niets van.’ ‘Dat bedoel ik. Zullen we gaan?’ Noa springt op haar zadel en duwt van boosheid haar voet hard op de trapper. Paulien en Anne volgen haar. ‘Thijs kwam me koffie brengen in de aula.’ Noa kijkt over haar schouder naar haar vriendinnen. Haar stuur maakt een slingertje en snel kijkt ze weer voor zich. Paulien komt naast haar. ‘Thijs? Was hij er ook uit gestuurd?’ Noa schudt haar hoofd. ‘Nee. Maar hij moest plastic hoesjes halen bij Van Leeuwen, voor Lichthart.’ ‘Kreeg Thijs dan zomaar koffie mee dan?’ vraagt Anne, die tussen hen in komt fietsen. ‘Thijs wel,’ grinnikt Paulien. ‘Als hij een grote glimlach opzet, krijgt hij van alles voor elkaar.’ Er klinkt een claxon achter hen. Anne remt af, zodat ze weer achter hen komt. Als de auto langsrijdt, komt er door het geopende raampje een mannenhoofd: ‘Jullie mogen niet met z’n drieën naast elkaar fietsen, dames. Jullie zijn een gevaar op de weg.’ Dan rijdt de auto weer snel door. ‘Mjah, die man heeft wel een beetje gelijk,’ zegt Noa. ‘Maar als jullie voor me rijden, kan ik jullie niet verstaan,’ roept Anne achter hen. ‘Ja, helaas.’ Paulien haalt haar schouders op.

11 Bij de rotonde remmen ze af. Hier moeten ze ieder een kant uit. ‘Maar wat moet ik er nou mee?’ vraagt Noa. ‘Wat bedoel je?’ vraagt Anne. Noa maakt een hulpeloos gebaar. ‘Met Van Oosten. De volgende keer meld ik me ziek.’ Paulien schudt haar hoofd. ‘Dat helpt niets. De zomervakantie is net voorbij, dus we zitten een heel jaar aan hem vast.’ ‘Kun je me niet iets leukers vertellen?’ Noa trekt een grimas. ‘Het is niet anders.’ Paulien leunt met haar armen op haar stuur. ‘Wanneer moet je het af hebben?’ ‘Maandag.’ Noa trekt een somber gezicht. ‘Ik kan het hele weekend schrijven. Gezellig, hoor!’ ‘Zeg, zullen wij je helpen met het strafwerk?’ stelt Paulien opeens voor. Noa kijkt verbaasd naar Paulien. ‘Helpen? Hoe bedoel je?’ ‘Nou...’ Paulien wrijft nadenkend met haar hand langs haar kin. ‘Als Anne en ik nou eens ieder een keer de les van vandaag overschrijven? Dan hoef jij er nog maar drie.’ Ondanks dat Noa van het strafwerk baalt, moet ze nu toch lachen. ‘Dat heeft Van Oosten zo door. We hebben een heel verschillend handschrift.’ ‘Ik kan jouw handschrift toch nadoen?’ Paulien schrijft met haar vinger letters in de lucht. ‘Dat moet niet moeilijk zijn.’ Anne kijkt peinzend van Paulien naar Noa. ‘Ik denk dat Noa gelijk heeft. Het is niet slim als we met z’n drieën het strafwerk maken. De kans is dan groter dat Van Oosten het doorkrijgt.’ ‘Mijn handschrift lijkt het meest op dat van jou, Noa,’ zegt Paulien. ‘Laten we onze schriften er even bij pakken.’ Anne trekt haar tas onder de snelbinders vandaan en rommelt in haar tas. ‘Hier heb ik een schrift.’

12 Noa en Paulien pakken ook een schrift en dan leggen ze de handschriften naast elkaar. ‘Dat is wel duidelijk,’ zegt Anne dan. ‘Dat van jou en Paulien lijkt het meest op elkaar. Ik schrijf best wel schuin, terwijl jullie veel rechter en netter schrijven.’ Paulien stopt haar schrift weer terug in de tas. ‘Dat is dan duidelijk. Ik ga jou helpen met het strafwerk schrijven, Noa. We doen ieder de helft.’ Noa voelt haar sombere stemming als sneeuw voor de zon verdwijnen. ‘Dat zou super zijn. Het is anders zonde van mijn weekend. En ik vind geschiedenis helemaal niet belangrijk. Je doet er later niets meer mee.’ ‘Dat ligt eraan. Als je geschiedenisleraar wilt worden, is het wel heel belangrijk dat je goede cijfers haalt,’ meent Anne. Noa schudt haar hoofd. ‘Mij niet gezien. Iets met dieren, dat vind ik veel leuker.’ ‘Dat snap ik,’ lacht Paulien. ‘Je bent niet voor niets iedere week in manege De Hoefslag.’ Noa glimlacht. ‘Dat klopt. Het is superleuk om een verzorgpony te hebben. Indy is een schat. En weet je wat zo leuk is? Melody krijgt binnenkort een veulen. Zij is de merrie van Brenda en Robin, de managers van de manege.’ ‘Ah, wat leuk!’ ‘Wat schattig! ‘Ja, ik ben echt heel benieuwd.’ Noa kijkt dromerig voor zich uit. ‘Ik laat het jullie weten als het veulen geboren is.’ ‘Gaaf!’ Paulien is helemaal enthousiast. ‘Dan kom ik kijken. Jij ook, Anne?’ ‘Natuurlijk!’ ‘Als ik die verhalen van jou hoor, lijkt het mij ook leuk om een

13 verzorgpony te hebben,’ zegt Paulien. ‘Waarom doe je het dan niet?’ Noa kijkt Paulien vragend aan. ‘Er zijn meer pony’s waar je voor kunt zorgen. Zal ik het vragen?’ ‘Ik vraag het zelf wel. Maar nu nog niet.’ Er komt een nadenkende frons boven Pauliens ogen. ‘Misschien is het veel werk.’ ‘Ha! Niet terugkrabbelen, hè?’ ‘Dat doe ik niet. Ik denk dat ik eerst een keer bij jou kom kijken. Dan kan ik zelf zien hoe het is om voor een paard te zorgen.’ ‘En jij, Anne? Is het ook niet iets voor jou?’ ‘Ik vind paarden leuk, maar niet per se om ervoor te zorgen. Dan kom ik liever een keer kijken.’ ‘Ook goed,’ zegt Noa. Paulien schuift weer op haar zadel. ‘Wat spreken we af? Zal ik vanavond naar jou toe komen?’ ‘Ik kom naar jou. Zeven uur?’ ‘Oké. Dan zie ik je vanavond.’ ‘Succes,’ lacht Anne. ‘Ik vind het eigenlijk wel een goeie.’ ‘Als je maar niet verder vertelt dat ik Noa help,’ waarschuwt Paulien. Anne kijkt beledigd. ‘Wat denk je wel? Natuurlijk zal ik het tegen niemand zeggen.’ ‘Oké! Nou, doei!’ Dan gaan ze ieder een kant op. ‘Ik ben er vanmorgen weer uitgestuurd door die vervelende Van Oosten.’ Noa strooit rijkelijk geraspte kaas over haar macaroni. ‘Waarom ben je eruit gestuurd?’ vraagt moeder. Noa haalt haar schouders op. ‘Geen idee.’ Robert, haar broer, grinnikt en heeft pretlichtjes in zijn ogen. ‘Het zal wel. Hij stuurt je er voor de lol uit.’

14 ‘Ik denk het,’ zegt ze. ‘Hij vindt het leuk om me dwars te zitten.’ ‘Pff,’ zucht Melanie. ‘Dan ben ik blij dat ik die man niet als leraar heb.’ Robert kijkt zijn jongste zusje met leedvermaak aan. ‘Dat komt nog wel. Je bent nu nog een brugpieper en je hebt nog vier jaar te gaan op het Nassaucollege, dus...’ Melanie stuift verontwaardigd op. ‘Brugpieper? Zeg dat nog eens!’ Noa neemt het voor haar zusje op. ‘Jij hebt makkelijk praten nu je van het Nassaucollege af bent.’ Robert lacht. ‘Inderdaad. Het bevalt me prima in mijn opleiding.’ ‘Leuk voor je.’ Noa kijkt naar haar broer. Stiekem is ze een beetje trots op hem. Hij is drie jaar ouder dan zij en heeft de havo afgemaakt. Nu doet hij een studie in bouwkunde en management. Vader schudt zijn hoofd. ‘Een leraar geeft niet zomaar straf, Noa. Als je goede cijfers wilt halen, moet je beter je best gaan doen, in plaats van de leraar boos te maken.’ Gefrustreerd staart Noa naar de macaroni op haar bord. Met haar ouders valt niet te praten. Dat is duidelijk. Hulpzoekend kijkt ze haar broer aan. ‘Jij hebt Van Oosten toch ook gehad? Hoe vond jij hem?’ ‘Een toffe peer.’ Noa kijkt haar broer verbaasd aan. ‘Daar geloof ik niets van.’ Robert haalt zijn schouders op. ‘Of jij het wel of niet wilt geloven, moet jij weten. Ik had weinig problemen met hem.’ Melanie slaakt een zucht van opluchting en Noa trekt met haar vork draden van haar kaas. ‘Nu moet ik de les van vanmorgen vijf keer overschrijven. Die man spoort niet.’ ‘Of jij niet,’ grinnikt Robert. Ze werpt hem een vernietigende blik toe en begint traag te eten.

15 Noa duwt met haar fietswiel het hekje open voor het huis waar Paulien woont. Net als ze haar fiets op slot wil doen, gaat de deur bij de buren open. ‘Hoi, Noa.’ Noa kijkt op. De buurjongen van Paulien komt naar buiten. ‘Hé, Roel!’ ‘Hoe gaat het met je, Noa?’ ‘Goed.’ ‘Het is lang geleden dat ik je gezien heb.’ ‘Is dat zo?’ Paulien doet de deur open. ‘Hé Noa.’ Haar blik glijdt even naar haar buurjongen die daar nog steeds staat, alsof hij niet van plan is om weg te gaan. Noa steekt een hand naar Roel op en glipt bij Paulien naar binnen. Ze duwt de deur weer snel achter zich dicht. ‘Wat moest Roel van je?’ Paulien kijkt haar nieuwsgierig aan. Noa haalt haar schouders op. ‘Geen idee. Hij zat blijkbaar om een praatje verlegen.’ Paulien giechelt. ‘Ik denk dat hij jou leuk vindt.’ ‘Doe normaal.’ Ze loopt achter Paulien aan de trap op. ‘Nou, kom maar op met dat strafwerk. Mijn vingers kriebelen om aan de slag te gaan.’ Paulien maakt een krauwelbeweging met haar vingers en Noa giechelt. Maar de lach verdwijnt als ze de les van vandaag tevoorschijn haalt en die onder Pauliens neus duwt. ‘Je hebt gelijk. De tekst die ik over moet schrijven, is belachelijk lang. En dat vijf keer.’ Noa zucht. ‘Kom op,’ moedigt Paulien haar aan. ‘We doen het samen. We gaan ervoor.’

16 ‘Je bent een topvriendin. Ik zal je mijn leven lang dankbaar blijven.’ Paulien gaat achter het bureau zitten en pakt een wit A4’tje van de stapel. ‘Dat zal ik onthouden.’ Noa is aan de andere kant van het bureau gaan zitten en even later gaan hun pennen over het papier. Als de eerste les klaar is, lacht Noa voldaan. ‘Dit gaat supersnel met ons tweeën. Als we in dit tempo doorgaan, kunnen we over een halfuurtje al klaar zijn.’ Paulien schuift haar volgeschreven papier naast dat van Noa. ‘Van Oosten moet heel scherpe ogen hebben om het verschil in ons handschrift te ontdekken.’ Noa knikt aarzelend. ‘Ik weet het niet. Jij schrijft de letters wat meer uit elkaar dan ik. Zou je denken dat...’ ‘Natuurlijk heeft Van Oosten dat niet in de gaten.’ Paulien pakt het volgende A4’tje en legt dat voor zich op het bureau. ‘Je hoeft je nergens zorgen over te maken.’ Noa bijt op het uiteinde van haar pen. Paulien kan dat natuurlijk wel zo makkelijk zeggen, maar ze heeft toch haar twijfels. ‘Probeer de letters wat dichter aan elkaar te schrijven, Paulien. Dan is het verschil nog kleiner.’ ‘Er is geen verschil,’ houdt Paulien vol. Haar pen gaat alweer over het papier. Noa gaat ook weer aan de slag. Paulien heeft gelijk. Ze maakt zich weer veel te druk. En het is supertof dat ze helpen wil. Nu is ze met een halfuur klaar.

RkJQdWJsaXNoZXIy OTA4OQ==