13 verzorgpony te hebben,’ zegt Paulien. ‘Waarom doe je het dan niet?’ Noa kijkt Paulien vragend aan. ‘Er zijn meer pony’s waar je voor kunt zorgen. Zal ik het vragen?’ ‘Ik vraag het zelf wel. Maar nu nog niet.’ Er komt een nadenkende frons boven Pauliens ogen. ‘Misschien is het veel werk.’ ‘Ha! Niet terugkrabbelen, hè?’ ‘Dat doe ik niet. Ik denk dat ik eerst een keer bij jou kom kijken. Dan kan ik zelf zien hoe het is om voor een paard te zorgen.’ ‘En jij, Anne? Is het ook niet iets voor jou?’ ‘Ik vind paarden leuk, maar niet per se om ervoor te zorgen. Dan kom ik liever een keer kijken.’ ‘Ook goed,’ zegt Noa. Paulien schuift weer op haar zadel. ‘Wat spreken we af? Zal ik vanavond naar jou toe komen?’ ‘Ik kom naar jou. Zeven uur?’ ‘Oké. Dan zie ik je vanavond.’ ‘Succes,’ lacht Anne. ‘Ik vind het eigenlijk wel een goeie.’ ‘Als je maar niet verder vertelt dat ik Noa help,’ waarschuwt Paulien. Anne kijkt beledigd. ‘Wat denk je wel? Natuurlijk zal ik het tegen niemand zeggen.’ ‘Oké! Nou, doei!’ Dan gaan ze ieder een kant op. ‘Ik ben er vanmorgen weer uitgestuurd door die vervelende Van Oosten.’ Noa strooit rijkelijk geraspte kaas over haar macaroni. ‘Waarom ben je eruit gestuurd?’ vraagt moeder. Noa haalt haar schouders op. ‘Geen idee.’ Robert, haar broer, grinnikt en heeft pretlichtjes in zijn ogen. ‘Het zal wel. Hij stuurt je er voor de lol uit.’
RkJQdWJsaXNoZXIy OTA4OQ==