9
Is het al boter?
Nee, nog niet.
Roer jij nu een poosje?
Goed, zegt Cas.
Hij stapt van zijn fiets.
Hij gaat naast Maartje zitten.
Maartje geeft de emmer aan Cas.
Cas gaat roeren.
De bloemen zijn allang plat, zegt hij.
Maar het is nog geen boter.
Misschien moet er wat water bij.
Maartje knikt.
Ze loopt naar de keuken
Ze haalt een kopje water.
Dan loopt ze weer naar Cas.
Ze giet het water bij de bloemen.
Cas roert weer.
Het wordt wel een papje.
Maar geen boter.
Het lijkt niet eens op boter.
Mama komt eraan.
Dag jongens, wat doen jullie?
We maken boter van boterbloemen.
Mama lacht.
Nee, dat kan niet.
Van boterbloemen maak je geen boter.
Van paardenbloemen maak je toch ook geen
paarden.
1,2,3,4,5,6 7