9789033131493

9 Inleiding In het begin van het jaar 1530 maakte keizer Karel V bekend dat er te Augsburg een Rijksdag zou worden gehouden. De protestantse en roomse theologen moesten samen aan de onderhandelingstafel gaan zitten om de ontstane tweedracht bij te leggen. Melanchthon zou als woordvoerder van de protestanten optreden, omdat Luther, getroffen door de ban van rijk en kerk, niet welkom was. Om toch met zijn vrienden contact te kunnen houden, verbleef hij op het slot de Coburg, gelegen aan de zuidgrens van het Saksische keurvorstendom. Van april tot oktober leefde hij daar in eenzaamheid, geplaagd door veel zorgen en zwakheden. Door middel van briefverkeer bleef hij op de hoogte van de gebeurtenissen te Augsburg. De kerk verkeerde in groot gevaar. De keizer had dreigende taal geuit en Melanchthon, uit een diep verlangen om de eenheid van de kerk te herstellen, gaf te veel toe aan de tegenpartij. In deze dagen werd door hem de Augsburgse Confessie opgesteld. De voorzichtige formuleringen verraden dat het een onderhandelingsstuk was. Luther stemde ermee in, maar liet wel weten: ‘Ik kan niet zo zachtjes op mijn tenen lopen.’ Ongeruste vrienden schreven herhaaldelijk naar de Coburg over de zorgelijke ontwikkelingen. Het was voor Luther een pijnlijke ervaring ommachteloos toe te moeten zien hoe de kerk werd benauwd en bedreigd. Ondanks deze benarde omstandigheden was hij echter vol goede moed, gesterkt door het gebed en getroost door het Woord. Om dat Woord maar steeds voor ogen te hebben, had

RkJQdWJsaXNoZXIy OTA4OQ==