9789033131486

5 Ds. I. Kievit Bij Hem is veel verlossing Psalm 130 DEN HERTOG – HOUTEN

6 © 2022 Den Hertog B.V., Houten ISBN 978 90 331 3148 6 Alle rechten voorbehouden. Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand, of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, hetzij digitaal, elektronisch, mechanisch, door fotokopieën, opnamen, of op enige andere manier, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever.

7 Inhoud Een lied Hamaäloth (vers 1) . . . . . . . . . . . . . . . . . . 9 Roepen uit de diepten (vers 1) . . . . . . . . . . . . . . . . 16 Hoor mijn stem (vers 2) . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 23 Opmerkende oren (vers 2) . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 29 Als Hij de ongerechtigheid gadeslaat (vers 3) . . . . . . . . . 35 Belijdenis van zonde (vers 3) . . . . . . . . . . . . . . . . . . 42 Belijdenis van zonde en genade (vers 4). . . . . . . . . . . . 48 Vergeving en vreze (vers 4) . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 54 Opdat Gij gevreesd wordt (vers 4) . . . . . . . . . . . . . . . 59 De Heere verwachten (vers 5) . . . . . . . . . . . . . . . . . 64 Ook mijn ziel verwacht (vers 5) . . . . . . . . . . . . . . . . 70 Ik hoop op Zijn woord (vers 5) . . . . . . . . . . . . . . . . 76

8 Hopende (vers 5) . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 82 Mijn ziel wacht (vers 6). . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 88 Hoop (vers 7) . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 95 Hoop en goedertierenheid (vers 7) . . . . . . . . . . . . . . 101 Goedertierenheid en verlossing (vers 7) . . . . . . . . . . . . 107 Hij zal Israël verlossen (vers 8) . . . . . . . . . . . . . . . . . 113 Verlossen van ongerechtigheden (vers 8) . . . . . . . . . . . 119

9 Een lied Hamaäloth Een lied Hamaäloth. Uit de diepten roep ik tot U, o Heere. Psalm 130:1 Deze psalm is het elfde lied Hamaäloth. De psalmen 120 tot 134 dragen ditzelfde opschrift. Het moet zeker onze aandacht trekken dat wij van de Heere onze God deze bundel psalmen, deze vijftien liederen Hamaäloth, hebben ontvangen. Het is een liedboekje op zichzelf, ingevoegd in de hele psalmbundel. Het is het liedboekje van vrome pelgrims, van hen die op grote feesten, drie keer in het jaar, vanuit alle hoeken van het land en zelfs van buiten de grenzen van Palestina, opgingen naar de stad des Heeren. Liederen Hamaäloth zijn liederen van de opgang. Liederen die bij het opgaan naar Jeruzalem door de gelovigen werden aangeheven. In verschillende tijden zijn deze psalmen ontstaan. Er zijn er die aan David worden toegekend en één psalm draagt de naam van Salomo.

10 Pelgrimsliederen zijn tot op de huidige dag zeer geliefd in de gemeente des Heeren. Ook bij de opgang naar Jeruzalem dat boven is, waarvan de apostel zegt: hetwelk is ons aller moeder. Immers, wij zijn op weg naar de Stad van onze bijeenkomsten. Reist u mee? Kent u deze liederen van de opgangen, en dat door levenservaring in het geloof? Zingt u deze liederen met een ontroerd gemoed, omdat de inhoud uw levenservaring vertolkt? Weet u zich één met de gemeente van God van alle eeuwen? Deze psalm, die wij samen gaan overdenken en bepeinzen, draagt een bijzonder karakter. Het is een stuk zielservaring, en wel van datgene wat in de ware religie het eigenlijke, het wezenlijke is, namelijk zonde én genade. Hier spreekt zich een mens uit die geleerd is door de Heilige Geest. Die zelf heeft ondervonden in al zijn ontzaglijkheid wat het is om zondaar voor God te zijn. Maar ook wordt ervaren de zalige rijkdom van de genade. En het treft ons in deze psalm dat het hier gaat om zonde en genade op en voor zichzelf. Dat wil zeggen: het gevoel van de zonde wordt ons niet beschreven als begeleiding van allerlei noden, van ziekte, vervolging van de vijanden, zoals dikwijls het geval is. Nee, het gaat hier om zonde en genade op zichzelf. De zonde vormt onmiddellijk de nood, waaruit de dichter roept tot God, én de verlossing waarop hij hoopt, en waarin hij zeker roemt.

11 Hij verheugt zich op en geniet uitsluitend van de verlossing van zijn ongerechtigheden. Dit is wel de hoogste zielsuiting van genade en zonde, en van zonde en genade.Daarom past deze psalm op alle toestanden van zonde-nood en genade-lof. Hier is het zielsbeleven van Gods kinderen weergaloos schoon vertolkt. Het lied slaat aan in ons binnenste – tenminste, als wij waarlijk zonde en genade beleven. De hele psalm wordt gekenmerkt door opklimming. Diepten, gebed, overtuiging van zonde, licht, hoop, wachten, verwachten, vertrouwen, zekerheid, algemene blijdschap en geluk. Net zoals de barometer de weersgesteldheid aanwijst, zo registreert deze psalm, van zin tot zin, de geestelijke toestand van de ziel. U kunt er uw geestelijke peil aan opnemen. Deze psalm is verdeeld in vier stanza’s van telkens twee regels, zodat twee verzen bij elkaar horen, en dat vier keer. Toen aan Luther werd gevraagd welke psalmen de voortreffelijkste zijn, antwoordde hij: ‘De psalmen van Paulus.’ ‘Welke zijn dat?’ vroeg men. En hij zei: ‘Psalm 32, 51, 130 en 143.’ In Psalm 130 wordt wel zeer nadrukkelijk de doemwaardigheid van de mens uitgesproken, en de vrije genade geroemd, het geestelijk karakter van de verlossing bezongen, alsof Paulus het had gedaan. Het leven van de gemeente en van Gods kind hangt aan de draad van de Goddelijke ontferming.Hier is allereerst een roepen uit de diepte.

12 Rome heeft ook hier gefaald en gedwaald, want zij mompelen deze psalm voor de doden. ‘Satan heeft hen betoverd’, zegt Calvijn. Door deze psalm toe te passen op de zielen van de gestorvenen, geloofden vele roomsen dat het geen nut meer heeft voor de levenden. En zo is de wereld van een onwaardeerbare schat beroofd, aldus Calvijn. Wij schikken ons nu ter overdenking van de inhoud.En de Heilige Geest verlichte onze ogen en zalve onze lippen, opdat de Naam des Heeren geprezen worde.Amen. Uit de diepten roep ik tot U, o Heere. Uit de diepten! In welke diepten kan de mens al niet zinken, ja, bijkans verdrinken. Een zeker dichter spreekt van diepten van modderig slijk. Een ander klaagt: de wateren zijn tot aan de ziel gekomen. Hoe ver kan een mens zijn van geluk en vrede, blijdschap en lof. Hier, in deze psalm, is de verklaring van een godzalig man. Hij had nooit opgehouden tot God te roepen met bidden en smeken, zelfs niet toen hij in diepten verzonk, ook niet toen hij onderging in de baren van zijn ongerechtigheid. U moet dus deze psalm niet verkeerd indelen. U moet hem niet toepassen op de aanvankelijk ontdekte zondaar zonder meer, nog minder op hem alléén.Daarom mag er zó ook niet over gepreekt worden.Het is een psalm van Gods gemeente in alle standen van het geestelijk leven, op weg naar Sion, waar geen diepten meer

13 zijn van de nood der zonde, maar waar wij op de hoogte van de berg van Gods heiligheid verzinken in de diepte van Gods genade in Christus Jezus onze Heere. Ellende die niet tot verlossing voert, is niet diep genoeg. Dan hebben wij nog grond onder de voeten en verzinken niet, zakken niet door onszelf heen om neer te komen op de Rots der eeuwen.Hij heeft mijn voeten op een Rotssteen gezet.Hij heeft mij opgetrokken uit de ruisende kuil en een nieuw lied in mijn mond gegeven, een lofzang Gode. Hier is de verklaring van een godzalig dichter. Een man die de Heere kende als genadig God in de Messias, naar de mate van de bedeling van het verbond. Daarom zullen wij niet vergeten hoe, door Pinksteren heen, zonde en genade worden beleefd. Ook al zullen wij voornamelijk stilstaan bij hetgeen ons hier wordt geleerd. De dichter had niet opgehouden met bidden, zelfs niet toen hij in diepten verzonken was. Ja, toen bovenal riep hij tot de Heere zijn God. Ja, tot de Heere zijn bonds-God, Die genadig is en rechtvaardig en Zich ontfermt op het gebed. Wij zien hier het kind des Heeren werkzaam in zijn geloof. Gewoonlijk brengen de diepten tot zwijgen wat zij hebben verzwolgen.Denk maar aan Farao in de Rode Zee.Hij ging onder als lood in geweldige wateren, en zijn stem werd niet meer gehoord. Als een bergbeklimmer neerstort in de diepte, valt hij te pletter,

RkJQdWJsaXNoZXIy OTA4OQ==