9789033131486

13 zijn van de nood der zonde, maar waar wij op de hoogte van de berg van Gods heiligheid verzinken in de diepte van Gods genade in Christus Jezus onze Heere. Ellende die niet tot verlossing voert, is niet diep genoeg. Dan hebben wij nog grond onder de voeten en verzinken niet, zakken niet door onszelf heen om neer te komen op de Rots der eeuwen.Hij heeft mijn voeten op een Rotssteen gezet.Hij heeft mij opgetrokken uit de ruisende kuil en een nieuw lied in mijn mond gegeven, een lofzang Gode. Hier is de verklaring van een godzalig dichter. Een man die de Heere kende als genadig God in de Messias, naar de mate van de bedeling van het verbond. Daarom zullen wij niet vergeten hoe, door Pinksteren heen, zonde en genade worden beleefd. Ook al zullen wij voornamelijk stilstaan bij hetgeen ons hier wordt geleerd. De dichter had niet opgehouden met bidden, zelfs niet toen hij in diepten verzonken was. Ja, toen bovenal riep hij tot de Heere zijn God. Ja, tot de Heere zijn bonds-God, Die genadig is en rechtvaardig en Zich ontfermt op het gebed. Wij zien hier het kind des Heeren werkzaam in zijn geloof. Gewoonlijk brengen de diepten tot zwijgen wat zij hebben verzwolgen.Denk maar aan Farao in de Rode Zee.Hij ging onder als lood in geweldige wateren, en zijn stem werd niet meer gehoord. Als een bergbeklimmer neerstort in de diepte, valt hij te pletter,

RkJQdWJsaXNoZXIy OTA4OQ==