9 Hoofdstuk 1 Waar is hij wakker van geworden? Riff kijkt op zijn telefoon, die op het kastje naast zijn bed ligt. Half twaalf. Hij weet nog dat het kwart voor elf was. Lang heeft hij nog niet geslapen. Van beneden klinkt een stem. Hard. Boos. Zijn vader is dus de reden. Hij wil onder zijn dekbed duiken, als de stem van vader nog harder klinkt: ‘... meegaat, dan...’ Er klinkt een dreun, alsof er hard tegen de muur wordt geslagen. Dan klinkt er een hoge, bange schreeuw. Dat is moeder. In één beweging gooit Riff het dekbed van zich af en staat hij naast zijn bed. Even aarzelt hij, dan loopt hij zachtjes naar de overloop. Bovenaan de trap blijft hij staan en luistert hij. Beneden is het stil. Dat kan van alles betekenen. Misschien is vader tot rust gekomen, maar het kan ook zijn dat... Nee, niet aan denken. Langzaam loopt hij de trap af en blijft op elke traptree even staan. De stilte beklemt hem. ‘Weet je het al?’ Riff krimpt in elkaar van de harde stem van zijn vader. Waarom is hij zo kwaad? ‘Ik ga niet... Au. Sla me niet!’ Dat is moeder. Gaat dit over de vakantie? Omdat het volgende week vakantie is, gaan ze met z’n vieren van maandagmorgen tot vrijdagmiddag naar een park aan de kust.
RkJQdWJsaXNoZXIy OTA4OQ==