9789033131592

15 Nijdig schopte ze een steentje weg. Ze herinnerde zich hoe gekwetst ze zich had gevoeld toen haar vader haar gebrek aan doorzettingsvermogen had verweten. Nota bene, daar lag het helemaal niet aan! Als er geen oorlog was geweest, had ze vast en zeker het eerste jaar afgemaakt. Maar om elke dag de oorlogsberichten in de krant te lezen en daarna je studieboek op te pakken? Ze kon dat niet! Ze had geen energie om zich te storten in het studentenleven, en ze voelde zich ook niet gelukkig in Leiden. Helemaal alleen, in zo’n grote stad. Miriam trok haar tas van haar schouder en hing hem over de andere arm. ‘Je ouders zijn teleurgesteld. Dat kan ik op zich goed begrijpen.’ ‘Ik ook. Ik ben hun enig kind. Ze hebben grote verwachtingen van mij.’ Ruth keek Miriam van opzij aan. ‘Natuurlijk begrijp ik dat. Maar die verwijten doen me zeer... Moet ik je tas even dragen?’ ‘Welnee zeg. Maar weet je, Ruth... volgens mij is je vader zichzelf niet,’ constateerde Miriam peinzend. ‘Ik ken je ouders inmiddels een beetje. Denk je niet dat het er ook mee te maken heeft dat je vader werkloos thuis zit? Hij heeft geen doel en geen inkomen. En nu heb jij ook geen doel meer. Althans...’ vervolgde ze snel, ‘zo ziet hij dat natuurlijk.’ ‘Ik weet wel zeker dat dit ermee te maken heeft,’ beaamde Ruth. ‘Hij is ontzettend boos op de moffen. Ze hebben hem zijn baan afgenomen. Terwijl het er helemaal niet om gaat dat hij zijn werk niet goed deed. Het is verschrikkelijk.’ Ze sloegen de Gaaspstraat in. Terwijl ze Miriam tegenhield, zei Ruth met klem: ‘Daarom heb ik me ook maar ingehouden en ben ik niet terug gaan schelden. Ik begrijp wel dat hij het moeilijk heeft. En mijn moeder ook. Maar dat mag toch geen reden zijn dat ik dan

RkJQdWJsaXNoZXIy OTA4OQ==