9789033131769

15 H o o f d s t u k 1 Het woud van Coucy zomer 1356, acht jaar later Handig wipt Rafaël de val open en haalt het vogeltje eruit. Zángvogeltje, zou broeder Lucas zeggen. Hij stopt het angstig fladderende beestje in de kooi en stelt de val opnieuw. Tevreden doet hij een paar stappen naar achteren, zodat hij in de schaduw van de grote beuk staat. Het is warm, het zweet staat op zijn voorhoofd. Zijn zwarte habijt, het lange kloosterhemd, smoort hem bijna. De zon brandt op de akker en de lucht is stralend blauw. Het goudgele graan kan bijna geoogst worden. Nog een paar dagen en de monniken zullen hun sikkels door het graan halen. Rechts van hem ligt het klooster en boven op de heuvel achter hem waakt het machtige kasteel van Coucy. Vier angstig fladderende vogeltjes in de kooi, dat gaat goed. De laatste val hangt in de houtwal naast de akker. Dan fluit er iets door de lucht en klapt tegen de boom naast hem. Een pijl! De ijzeren punt zit diep in de met mos begroeide stam. Geschrokken kijkt hij naar de dikke schacht van de pijl. Dit is niet zomaar een pijl, dit is een oorlogspijl! Niet van een jager, maar van een boogschutter uit het leger. Een pijl van een kruisboog, het wrede wapen dat de kerk ooit heeft verboden. Het hart klopt in Rafaëls keel. De pijl is rakelings langs hem gevlogen. Waarom schiet iemand op een jonge monnik? Hij rukt de pijl met moeite uit de boom. De zware pijl is zo lang als zijn arm en er zit een scherpe ijzeren punt aan. In het bos hoort hij iemand roepen. Rafaël sluipt behoedzaam in de richting van het stemgeluid. Hij gaat van boom naar boom en soms holt hij gebukt een klein stukje. De zonovergoten akker heeft plaatsgemaakt voor het groen

RkJQdWJsaXNoZXIy OTA4OQ==