11 Kroongetuige Een belangrijk argument om het auteurschap van de brieven aan Johannes toe te kennen, is al te vinden in het eerste hoofdstuk van de eerste brief. Het is opvallend dat Johannes zich in het bijzonder opwerpt als een getuige van de Heere Jezus, die gezien heeft hoe Hij gewoond en gewandeld heeft onder de mensen, in het bijzonder met Zijn discipelen. Een getuige kan heel belangrijk, ja, zelfs cruciaal zijn voor waarheidsvinding. Wij spreken wel van een ‘kroongetuige’ als het gaat om iemand die de sleutel vormt voor het rondkrijgen van het bewijs in een strafproces tegen een verdachte. Welnu, zo’n kroongetuige is Johannes. In het eerste vers lezen wij van zijn getuigenis: ‘Hetgeen van den beginne was, hetgeen wij gehoord hebben, hetgeen wij gezien hebben met onze ogen, hetgeen wij aanschouwd hebben en onze handen getast hebben van het Woord des levens.’ Dat wordt herhaald in vers 2: ‘En wij hebben Het gezien, en wij getuigen.’ En nog eens in vers 3a: ‘Hetgeen wij dan gezien en gehoord hebben, dat verkondigen wij u.’ Zo’n intieme omgang met de Heere Jezus hebben alleen de apostelen meegemaakt. Het was Johannes die zichzelf in zijn evangelie aanduidt als de discipel die Jezus liefhad en die letterlijk het dichtst bij zijn Meester aan tafel zat (Joh. 13:23). Hij viel zelfs tijdens het Pascha met zijn hoofd tegen de borst van de Zaligmaker (Joh. 21:20). Daarom gebruikt Johannes hier ook woorden als ‘zien’, ‘aanschouwen’, ‘tasten’, om aan te tonen dat hij een betrouwbare getuige is geweest. Het draait allemaal om het ‘getuige zijn’. Het getuigenis is alleen waar als je een ooggetuige (en kunt zeggen: ik heb Hem gezien) en oorgetuige (en kunt zeggen: ik heb Zijn woorden gehoord) van de Heere Jezus bent geweest. Stijl en bewoordingen Als wij bovendien het evangelie van Johannes naast de brieven van Johannes leggen, zien wij opmerkelijk veel overeenkomsten
RkJQdWJsaXNoZXIy OTA4OQ==