9789033131844

12 Augustinus overhandigde hem de mand en begon naar de stad te lopen. Naar Romeinse gewoonte droeg hij zijn tunica op knielengte. Daardoor had hij meer bewegingsvrijheid dan hij in Afrikaanse kleding zou hebben. Alypius droeg een Punische mantel die tot op zijn enkels viel, waardoor hij kleinere stappen moest nemen. Augustinus liep met een zekere zwier. Zijn schoolmeester had eens gezegd: ‘Augustinus is de enige van mijn leerlingen die zelfs nog een zekere zwierigheid heeft als hij stilstaat.’ Hij had de gelaatstrekken van een toneelspeler. Zijn wisselende stemmingen werden op zijn expressieve gezicht weerspiegeld: afwisselend was daarop plezier, verdriet, boosheid, frustratie, blijdschap en gekwetste onschuld te lezen. Deze eigenschappaste precies bij zijn onverbeterlijke hang naar het dramatische. De vrienden liepen haastig de stad in en zochten hun weg tussen groepjes mensen die in de nauwe straatjes gehurkt op biezen matten zaten. Ten slotte bereikten zij de stadsvijver, de trots van Tagaste. Het was een langwerpig bassin in het centrum van de stad en het vormde de as van waaruit de straten als de spaken van een wiel uitwaaierden tot aan de heuvels die de stad omringden. De vijver met het omringende terrein was enigszins vergelijkbaar met een dorpsplein. Twee rijen witmarmeren zuilen flankeerden de weg die over het terrein liep. In de porfieren vazen die op de zuilen stonden, waren olielampen aangebracht. Verspreid op het grasveld stonden groepjes rozenstruiken, oleanders en katoenplanten. Platanen staken hun blonde kruinen in de lucht, waardoor de aanblik van de marmeren zuilen wat verzacht werd. In het midden van de vijver klaterde een fontein die uitmondde in een goot. Hier konden karavanen na hun moeizame tocht door de woestijn halt houden om hun kamelen te drenken en wat rust te gunnen. Hier hielden ook ruiters uit de eenzameVlakte vanMedjerda halt om hun dorst te lessen en hun paarden te drenken. Op deze plaats kwamen de huisvrouwen uit Tagaste bijeen om, nadat ze naar de markt waren geweest, elkaar de plaatselijke roddelpraatjes door te geven. En deze avondwachtte er een half dozijn boeven tot hun leider zich bij hen zou voegen. Augustinus en Alypius liepen op de wachtende jongens toe.

RkJQdWJsaXNoZXIy OTA4OQ==