Woord vooraf Maarten Luther (1483-1546) zag zichzelf eerst en voornamelijk als professor en onderwijzer van Gods Woord. Dat was zijn Goddelijke roeping, die hij ontvangen had door de kerk. Vanwege de zekerheid van deze roeping en zijn geloof in de waarheid vanGodsWoord, weerstond hij de valse leringen van de toen heersende kerk. In feite was het zijn gezworen plicht om dit te doen. Het was een deel van de eed die hij aan kerk en overheid op 19 oktober 1512 aflegde. Daarbij ontving hij de titel ‘Doctor in de Heilige Schrift’. Naast zijn vele werk als hoogleraar aan de universiteit van Wittenberg, zijn uitgebreide correspondentie en zijn publicaties van theologische geschriften, was hij nauw betrokken bij de openbare prediking van Gods Woord. Luther kwam daarbij niet met nieuwe theologische ideeën, maar verkondigde de aloude Bijbelse leer van Wet en Evangelie. Dat is: veroordeling en vrijspraak. Hij zegt hier zelf over: ‘We hebben van niets nieuws in de christenheid willen weten, maar hebben alleen willen strijden voor het behoud van het oude, dat ons door Christus en de apostelen is overgeleverd.’ Luther neemt daarbij geen blad voor de mond. Dat wordt hem niet altijd in dank afgenomen. Vriend en vijand bevestigen evenwel dat Luther een zeldzaam geleerde, begaafde en bekwame theoloog was. Dat Luther in zijn preken en geschriften spreekt over de rechtvaardiging van de goddeloze alleen door het geloof in Christus, is bij velen bekend. Dit kan echter volgens Luther niet een theoretisch weten zijn. Je kunt jezelf er niet buiten houden. Als mens, beter gezegd als zondaar, ben je er met huid en haar bij betrokken. Deze per9
RkJQdWJsaXNoZXIy OTA4OQ==