9789033132001

15 je strafwerk hebt, verzint ze nog iets grappigs. Want de juf vindt dat je van alles wat je doet, iets kunt leren. De juf zegt: ‘Ik schrijf de eerste letter van het woord op het bord. Het is de laatste letter van het alfabet.’ ‘De Z,’ roept Rens meteen. De juf knikt en schrijft een mooie, grote letter Z op het bord. ‘Zee,’ roept Anouk. De juf schudt haar hoofd. ‘Maar ik schrijf het woord wel op.’ De juf kijkt de kinderen om de beurt aan. ‘Kom op, verzin eens een woord met een z. Jullie zijn altijd zo goed in woorden raden, kinderen van groep drie.’ Daar heeft de juf gelijk in. Ze doen vaak het spel woordenketting. Dan schrijft de juf een woord op het bord. En om de beurt mag iemand van de laatste letter een nieuw woord maken. ‘Zomer,’ zegt Floor. De juf schudt haar hoofd en schrijft het woord op. ‘Dat is wel een mooi woord met een z.’ Karlijn denkt diep na. Dan vliegt haar vinger omhoog. ‘Zand.’ ‘Pff, dat is toch geen thema,’ zegt Anouk. ‘Dat zou wel een mooi thema zijn, hoor,’ zegt de juf. De juf schrijft het woord zand ook op. Ze zegt: ‘Ik vind dat jullie goede woorden hebben bedacht, maar het is nog niet hét woord. Als ik de volgende twee letters opschrijf, gaat er vast bij iemand een lampje branden.’ ‘Haha, dat is zeker weer een uitdrukking,’ zegt Jelle. De juf gebruikt vaak uitdrukkingen. En de kinderen begrijpen daar soms niets van. De juf schrijft verder. Z I E. Opeens roept Anouk door de klas: ‘Ziek.’ ‘Oei, oei,’ zegt de juf. ‘Je bent heel warm, Anouk. Het begin is er.’ Ze schrijft de K op en zet erachter nog zes puntjes. ‘Ziek, ziek,’ klinkt het door de klas.

RkJQdWJsaXNoZXIy OTA4OQ==