9789033132025

17 Het Derde Boek EZRA Dit gehele boek bevat bijna niets dan wat men in het laatste gedeelte van 2 Kronieken en in Ezra en Nehemia vindt. Zo wordt in dit hoofdstuk herhaald wat in 2 Kronieken 35 en 36 reeds voorkomt. Namelijk het vervolg en slot der geschiedenis van koning Josia en de geschiedenis der laatste twee koningen van Juda, met de wegvoering van het volk naar Babel. Het verschil tussen het verhaal in de Bijbel en hier spruit voort uit het hierbij gebruiken van een andere Griekse vertaling. HOOFDSTUK 1 De koning Josia bestelt de dienst der priesters en Levieten. 7Houdt een zeer groot Pascha. 25 Komt om in een onnodige strijd tegen de koning van Egypte. 32 Zijn dood wordt zeer beweend. 34 Zijn nazaten. 53 De stad en tempel van Jeruzalem, met het volk, worden uitgeroeid. 56 En de overgeblevenen van het volk worden naar Babylonië gevoerd. EN Josia hield zijn Heere het Pascha te Jeru- zalem, en slachtte het Pascha op de veertiende dag der eerste maand; 2 En stelde de priesters, die met lange klederen waren aangedaan, naar hun dagordening in de tempel des Heeren. 3 En hij zeide tot de Levieten, die het heilige in Israël bedienden, dat zij zichzelf de Heere zouden heiligen, om de heilige ark des Heeren te zetten in het huis, dat de koning Salomo de zoon Davids gebouwd had; 4 En zeide: Gij moogt deze niet meer op de schouders dragen. En nu: dient de Heere uw God, en hebt acht op Israël Zijn volk, en bereidt alles naar uw geslachten en stammen. 5Naar het voorschrift Davids; de koning Israëls, en naar de heerlijke instelling Salomo’s, zijn zoon; en staat in het heiligdom naar de verdeling der oversten uwer vaderen, de Levieten, die voor uw broederen de kinderen Israëls dienen. 6 En slacht ordelijk het Pascha, en bereidt de offeranden voor uw broederen; en houdt het Pascha naar het bevel des Heeren, dat Hij Mozes heeft gegeven. 7 En Josia schonk het volk, dat daar bevonden werd, dertigduizend lammeren en bokken, en drieduizend kalveren. 8 Dit werd uit de goederen des konings, volgens zijn belofte, aan het volk en aan de priesters en de Levieten gegeven. 9 Doch Chelkia, en Zacharia, en Suëlus, die Oversten des tempels waren, schonken aan de priesters voor het Pascha, tweeduizendzeshonderd schapen, en driehonderd kalveren.Maar Jechonia, en Semea, en Nathanaël zijn broeder, en Hasabia en Ochiël en Joram, overste over duizend, gaven de Levieten, voor het Pascha vijfduizend schapen, en zevenhonderd kalveren. 10 En als deze dingen naar behoren geschiedden, zo stonden de priesters en Levieten, hebbende de ongehevelde broden naar hun stammen, en naar de verdeling van de oversten der vaderen, voor het volk, 11 Om de Heere te offeren, volgens hetgeen in het boek van Mozes geschreven was, en alzo geschiedde het vroegoffer. 12 En zij braadden het Pascha aan het vuur, gelijk het behoorde, en offeranden kookten zij in koperen ketels en potten, met goede reuk; 13 En brachten het voor al het volk. Daarna bereidden zij dat voor zichzelf, en voor de priesters, hun broederen, de zonen Aärons. 14 Want de priesters offerden het vette, totdat de tijd verliep; en de Levieten bereidden het voor zichzelf, en voor de priesters, hun broederen, de zonen Aärons. 15 En de heilige Zangers, de kinderen Asafs,

RkJQdWJsaXNoZXIy OTA4OQ==