13 (Dordtse Leerregels III/IV:12). ‘Want uit genade zijt gij zalig geworden door het geloof, en dat niet uit u, het is Gods gave; Niet uit de werken, opdat niemand roeme’ (Efeze 2:8, 9). Wat wordt bedoeld met de weldaden van Christus? Dat zijn alle zaligmakende gaven die Hij voor Zijn kinderen heeft verworven. Wie het ware geloof heeft, zal deze gaven aannemen. Dat krijgt zo dus een plaats in het leven. Laten we er enkele noemen. Als eerste noemen we ootmoed. Dat betekent dat het hart vernederd wordt voor God en de naaste. We noemen de liefde. Wat krijg je de Heere lief; je hart wordt vervuld met heilige liefdesachting voor de Heere Jezus en de Heilige Geest. En je gaat je naaste liefhebben als jezelf. We noemen ook schuldbesef. Door het ware geloof aanvaardt een zondaar het scherpe oordeel van de Wet. Een mens zonder God leeft eraan voorbij. Een godsdienstig mens beeldt zich in dat het zal meevallen. Maar de waar gelovige mag gaan aanvaarden dat hij tijdelijke en eeuwige straffen heeft verdiend. In deze benauwdheid en droefenis trekt de hoop naar de Heere toe. Door het ware geloof wordt ook deze weldaad van Christus aangenomen. ‘En de hoop beschaamt niet, omdat de liefde Gods in onze harten uitgestort is door de Heilige Geest, Die ons is gegeven’ (Romeinen 5:5). Mag u of jij door genade delen in dit ware geloof? Hoe nodig is de geloofsvereniging met Christus. Zonder dit wonder van Gods genade zijn en blijven we in de dood. Aangrijpend is deze werkelijkheid van ons leven! Van nature zijn we nu geestelijk en straks eeuwig van God gescheiden. Maar zie wat Gods genade doet: Hij maakt geestelijk doden levend. Hij laat doven Zijn stem horen en geeft blinden zicht op Wie Hij is. Een mensenhart dat zo hard is als een steen doet Hij smelten voor Zijn heerlijke majesteit. Dit is Gods genadewerk. U kunt er wel in onbekeerlijkheid aan voorbijgaan. In ongeloof kunt u zichzelf handhaven. Maar dat zal tot uw eeuwige schade zijn. Siert de praktijk van het ware geloof uw leven? Hoe krachtig zijn de weldaden van Christus! Ze werken de droefheid naar God in het hart. Dit heimwee doet de zonde hartelijk bewenen en verlaten; zo volgt er een onberouwelijke bekering. Deze weldaden doen de zon-
RkJQdWJsaXNoZXIy OTA4OQ==