9789033132339

20 / EXCURS 2 Coccejus honoreerde de factor ‘tijd’ op een principiële en consequente wijze. Zo ziet hij de eeuwige Borgstelling van Christus als een belofte. De tijd is dus voorwaarde voor het Borgwerk van Christus. Verder zag hij een gradueel verschil tussen schuldvergeving in het Oude en in het Nieuwe Testament. Vóór Christus’ daadwerkelijke Borgwerk is er sprake van een niet-toerekenen van de schuld; werkelijke vergeving kan pas na Zijn daadwerkelijke Borgwerk plaatsvinden. Ook ten aanzien van de geloofszekerheid koos Coccejus voor een nauw verband tussen heilsgeschiedenis en heilsorde. Hij stelde dat de bevinding van de gelovigen een oudtestamentisch dan wel een nieuwtestamentisch karakter draagt. Ontwikkelt het geloofsleven zich tot het laatste, dan is er sprake van meer zekerheid. Coccejus heeft in zijn Summa Theologiae uiteengezet hoe de prediking van de profeten moet worden geïnterpreteerd. Hij wilde de orde van de profetie verbinden met de harmonie van de profetieën (binnenbijbels) en vervolgens lijnen trekken naar de eigen tijd en naar de toekomst.39 Zijn commentaar op het Bijbelboek Job vormt een goed voorbeeld van zijn exegetische werkwijze. In kerkelijke zaken nam Coccejus een gematigd standpunt in. De overheid noemde hij ‘voedsterheer van de kerk’, om haar te dienen. Zodoende was hij geliefd bij de regenten, die vaak een vrijere levensstijl voorstonden. Voor de kerk zelf was het handhaven van de tucht volgens Coccejus geen kenmerk van echtheid; in zijn optiek moest ze dwalende schapen terechtbrengen door hen te onderwijzen in liefde. Met betrekking tot de leer achtte hij de kerkelijke belijdenisgeschriften in zichzelf niet bindend. Ze zijn dat alleen, omdat de waarheid ervan zich aan het geweten betuigt. 39 J. Coccejus, Summa Theologiae, Amsterdam 1662, cap. 6 par. 32. Van Asselt verwijst hiernaar. W. J. van Asselt, ‘Pierre de Joncourt en zijn protest tegen de coccejaanse exegese in het begin van de achttiende eeuw’, in: E.G.E. van der Wall (red.), Een richtingenstrijd in de Gereformeerde Kerk: voetianen en coccejanen 1650-1750, Zoetermeer 1994, 155 e.v.

RkJQdWJsaXNoZXIy OTA4OQ==