25 ken, valt de grote overeenkomst op. Ook wordt dan duidelijk dat de Nadere Reformatie zich binnen het Gereformeerd Piëtisme onderscheidt doordat zij inhoudelijke en procedurele reformatieprogramma’s opstelde en indiende, en met woord en daad hervorming van alle levensterreinen nastreefde. Praktisch gezien komt het erop neer dat alle nadere reformatoren gereformeerde piëtisten waren, maar niet alle gereformeerde piëtisten waren nadere reformatoren.61 Dat waren ze voor zover ze kerkelijk dan wel politiek op programmatische wijze hervormingen hebben nagestreefd. Zeker in de eerste tijd na de Dordtse Synode bestonden over deze zaken ook contacten met de burgerlijke overheid. Vaak was er daarbij sprake van conflicten.62 Bij zijn behandeling van de 18e eeuw – vergeleken met de Nadere Reformatie in de eeuw daarvoor – spreekt O. J. de Jong (1926-2013) over ‘versmalling’.63 Naarmate de Nadere Reformatie aan zeggingskracht verloor, verminderde ook de werfkracht van de prediking.64 1.3 Homiletische verkenning Definities Dit kerkhistorische onderzoek gaat over de theorie van de prediking. In deze verkennende paragraaf maken we duidelijk wat wij zelf onder homiletiek en prediking verstaan en hoe dit onderzoek zich verhoudt tot het bredere onderzoeksterrein van de homiletiek. Homiletiek beschouwen wij als de theologische discipline die de prediking bestudeert. Onder ‘prediking’ verstaanwe dan de ambtelijke verkondiging vanGodsWoord aan de gemeente 61 Van de Kamp schaart zowel het Puritanisme als de Nadere Reformatie onder Piëtisme, Van de Kamp, Übersetzungen von Erbauungsliteratur und die Rolle von Netzwerken am Ende des 17. Jahrhunderts, 464. 62 Van Lieburg, De Nadere Reformatie in Utrecht ten tijde van Voetius, h. 1 en p. 139-150. 63 De Jong, ‘De Nadere Reformatie binnen Nederland’, in: De Jong, Het eigene van de Nederlandse Nadere Reformatie, 24 e.v. 64 W. Frijhoff dateert dit omslagpunt in het tweede kwart van de 17e eeuw. W. Frijhoff, Wegen van Evert Willemsz. Een hollands weeskind op zoek naar zichzelf 1607-1647, Nijmegen 1995, 354-361. Vgl. F.A. van Lieburg, Levens van vromen. Gereformeerd piëtisme in de achttiende eeuw, Kampen 1991, 182-192; Van Lieburg, De Nadere Reformatie in Utrecht ten tijde van Voetius, 139 e.v. Van de Kamp stelt dat tegenstand van meet af aan kenmerkend is geweest voor deze vroomheidsbeweging. ‘Aus historischer Sicht erscheint es daher plausibel, den Aufstieg der Frömmigkeitsbewegung als Subkultur auf den Anfang des 17. Jahrhunderts zu verlegen.’ Van de Kamp, Übersetzungen von Erbauungsliteratur und die Rolle von Netzwerken am Ende des 17. Jahrhunderts, 465.
RkJQdWJsaXNoZXIy OTA4OQ==