18 zaaien, en daarom zaait hij soms in de herfst en bij het vallen van de bladeren, en soms in de lente en bij de vernieuwing van het jaar. Soms zaait hij in een droge tijd, en soms in een natte tijd. Soms zaait hij op een vochtige dag, en soms zaait hij in een droge zandgrond. Zoals de Heilige Geest spreekt: ‘...dan strooit hij wikke en spreidt komijn, of hij werpt er van de beste tarwe in, of uitgelezen gerst of spelt, elk aan zijn plaats’ (Jes. 28:25). En zo moeten alle geestelijke herders met wijsheid hun geschiktste tijden in acht nemen voor het zaaien van dat onsterfelijke zaad dat God in hun handen heeft gelegd. Zoiets heb ik op het oog gehad. Maar laat de christelijke lezer oordelen of ik het doel heb getroffen of gemist. Iemand die spreekt over de heerlijkheid van de hemel, zegt dat de goede dingen van het eeuwige leven zo talrijk zijn dat ze het getal te boven gaan, zo groot dat ze de maat te boven gaan, en zo kostbaar dat ze alle schattingen te boven gaan, enzovoort. Hetzelfde kan ik zeggen over het deel van de ware gelovigen. Want de goede dingen die hun deel zijn, in hun God, zijn zeker zo talrijk dat ze het getal te boven gaan. Ze zijn zo groot dat ze de maat te boven gaan, en zo kostbaar dat ze alle schattingen te boven gaan. Dezelfde schrijverheeft ineenvanzijnbrievendezeopmerkelijkemededeling gedaan, namelijk dat hij op dezelfde dag waarop Hiëronymus stierf, in zijn studeerkamer was, en pen, inkt en papier had gepakt om iets te schrijven over de heerlijkheid van de hemel aan Hiëronymus. Plotseling zag hij een licht in zijn studeerkamer, en rook hij ook een zeer zoete geur, en deze stem meende hij te horen: ‘O Augustinus, wat ben je aan het doen? Denk je de zee in een fles te stoppen? Wanneer de hemelen zullen ophouden met hun voortdurende beweging, dan zul je kunnen begrijpen wat de heerlijkheid van de hemel is, en niet eerder. Tenzij je haar gaat voelen zoals ik dat nu doe.’ Zeker, de heerlijkheid van de hemel gaat elk begrip en elke uitdrukking te boven, en dat geldt ook voor dat Deel dat in deze verhandeling slechts enigszins kan worden omschreven. En inderdaad, een volledige beschrijving van die God, Die het Deel van de gelovige is, was een te groot werk voor een Aäron, staande op de berg Hor, of voor een Mozes, staande op de top van de Nebo, na het zicht op Pisga. Ja, het is een te groot en te zwaar
RkJQdWJsaXNoZXIy OTA4OQ==