9789033132384

10 ‘Heb je het bureau van meester gezien?’ Livia kijkt opzij. ‘Dat is ook niet opgeruimd, hoor,’ zegt Fijs. Livia haalt haar schouders op. Ze begint met een andere kleur verder te tekenen. Waarom zegt ze niets? Dat is toch raar? ‘En wij moeten wel opruimen!’ fluistert Fijs hard. ‘Nou en?’ zegt Livia. ‘Dat is helemaal niet eerlijk!’ ‘Dan ga je meester toch helpen opruimen? Kun je gelijk oefenen.’ ‘DOE NIET ZO STOM!’ roept Fijs. Heel de klas kijkt op. En meester Teun ook. ‘Fijsss.’ Fijs schrikt. Heeft hij alweer wat lelijks gezegd? Meester trekt met zijn wenkbrauwen. En Fijs weet wat hij dan bedoelt. Fijs zoekt tussen de berg op zijn tafel naar het schrift. Niemand heeft zo’n schrift. Alleen hij. Meester deed alsof het iets heel speciaals was toen hij het gaf. Een soort cadeautje. Maar dat is het niet, want niemand in de klas heeft zo’n stom hulpschrift nodig. Fijs weet nog precies wat meester erbij vertelde. ‘Eerst nadenken voordat je iets raars roept, Fijs. Schrijf het maar op, voordat je het door de klas brult. Jij mag dat als enige. Omdat jij dit speciale schrift hebt.’ Het klonk geweldig. Want meester heeft vaak leuke ideeën. Maar het werkt niet. Elke keer gaat het mis.

RkJQdWJsaXNoZXIy OTA4OQ==