16 doden; en Christus zal over u lichten’ (Ef. 5:14). Hoe vreselijk zal het zijn als de huidige nacht van uw ongeheiligd verdriet de voorbode, de inleiding, de vooruitgeworpen schaduw zou zijn van een toekomst en een eindeloze nacht van wee! Maar de tijd van de nacht beschrijft met name de perioden in de geschiedenis en de ervaring van een kind van God en we willen in het bijzonder daaraan aandacht besteden. We worden erdoor herinnerd aan de periode van donkerheid van de ziel, waarmee de christelijke pelgrim zo vaak te maken krijgt. ‘Wie is er onder u, die de Heere vreest, die naar de stem Zijns Knechts hoort? Als hij in de duisternissen wandelt, en geen licht heeft’ (Jes. 50:10), zegt God. Let erop, hij is nog steeds Gods knecht. Hoewel hij in het duister wandelt, is hij een ‘kind van het licht’. De duisternis spreidt zijn mantel over hem uit, een duisternis die dikwijls voelbaar is. Het donker verduistert zijn pad. Gods weg met hem gaat door grote diepten: ‘Gij zijt een God Die Zich verborgen houdt’ (Jes. 45:15), is zijn droevige gebed. De Heilige Geest is misschien bedroefd – geen bezoeken van Jezus verblijden zijn hart – hij ervaart tot op zekere hoogte wat de gezegende Heiland meemaakte: ‘Mijn God! Mijn God! Waarom hebt Gij Mij verlaten!’ (Matth. 27:46). Maar bedroefde pelgrim, er straalt een helder licht door uw wolk van donkerheid heen – richt uw oog erop – het donker waardoor u wandelt, is geen oordeel. Het is niet de donkerheid van een onbekeerde, van God vervreemde staat. O nee, hoewel het dan tijdelijk donker in uw ziel mag zijn, u bent nog steeds een ‘kind des daags’. De Heere heeft Zich slechts voor ‘een klein ogenblik’ onttrokken – het is niet de uiterste en eeuwige uitdoving van de Zon der Gerechtigheid
RkJQdWJsaXNoZXIy OTA4OQ==