17 U het nog eens zeggen? Mogen Uw woorden bevestigd worden?’ Wat kan Gods volk erom verlegen zijn, bijzonder op momenten dat ze niet weten hoe het moet. Niet begeven en niet verlaten De Heere bemoedigt Jozua: ‘Zoals Ik met Mozes geweest ben, zal Ik ook met u zijn.’ Wie God wás in het verleden, ís Hij in het heden en blíjft Hij in de toekomst. Als nu de God van het verleden in het heden met u gaat, Jozua, dan zal Hij ook in de toekomst voor u zorgen. ‘Ik zal u niet begeven en zal u niet verlaten!’ Niet begeven wil zeggen: Ik laat u niet alleen, Ik blijf u altijd trouw. Niet verlaten houdt in: Ik laat u niet aan uw lot over. Jozua moet het volk over de Jordaan brengen. En dat is een vólle Jordaan, tot aan haar oevers gevuld. Lees maar in het vervolg. En achter die rivier ligt een vól land. Kanaän zit vol vijanden. Hoe moet je nu met zo’n groot volk door zo’n brede rivier naar zo’n machtig land? Maar nu belooft de Heere aan Jozua dat Hij erbij zal zijn. God laat Zijn volk nooit in de steek. Calvijn zegt: ‘Er is dikwijls vrees in het leven van de gelovigen, die wantrouwen geeft. Zij raken dan bij het minste of geringste gevaar in paniek, totdat ze ervan overtuigd worden dat God hen bij zal staan.’ De Heere moet er Zelf steeds aan te pas komen. De ware gelovigen kunnen niet leven bij een conclusie. Steeds opnieuw moeten ze het uit de mond van de Heere horen: ‘Ik zal u niet begeven en Ik zal u niet verlaten.’ Deze belofte geldt niet alleen voor Jozua, maar voor al Gods kinderen. De apostel schrijft aan de Hebreeën: ‘Weest vergenoegd met het tegenwoordige, want Hij heeft gezegd: Ik
RkJQdWJsaXNoZXIy OTA4OQ==