18 zal u niet begeven en Ik zal u niet verlaten. Zodat wij vrijmoediglijk durven zeggen: De Heere is mij een Helper, en ik zal niet vrezen wat mij een mens zal doen’ (Hebr. 13:5, 6). Zo is dit woord van God niet alleen een woord voor Jozua, in 1406 voor Christus bij Sittim, als hij staat voor een grote taak. Het is een woord voor Gods volk van alle tijden en alle plaatsen, gepast in hun omstandigheden. Zes keer ‘Wees sterk en heb goede moed’ We lezen in vers 6: ‘Wees sterk en heb goede moed, want gij zult dit volk het land erfelijk doen bezitten, dat Ik hun vaderen heb gezworen hun te geven.’ Wees sterk een heb goede moed... Dat wordt nogal eens gezegd tegen de nieuwe leidsman van het volk Israël. Misschien denk je: lees ik die woorden nu alweer? ‘Wees sterk en heb goede moed’, in vers 6. En daarna: ‘Alleenlijk wees sterk en heb zeer goede moed’, vers 7. En in vers 9: ‘Heb Ik het u niet bevolen? Wees sterk en heb goede moed.’ Straks zegt het volk het ook tegen Jozua. Zie in vers 18: ‘Wees sterk en heb goede moed.’ Eerder heeft de Heere het ook al twee keer door Mozes laten zeggen: ‘Wees sterk en heb goede moed’ (Deut. 31:6, 23). Tel de keren maar mee: twee keer door Mozes, drie keer door de Heere Zelf en één keer door het volk. Dus in totaal zes keer heeft Jozua het gehoord: ‘Wees sterk en heb goede moed!’ Hieruit weten we dat Jozua deze bemoediging bijzonder hard nodig gehad heeft. Jozua was een mens zoals ieder ander mens. Hij bevindt zich in een eenzame positie en staat voor een zware taak. Hij doorleeft dat hij geen enkele kracht heeft van zichzelf, maar dat hij in alles geholpen
RkJQdWJsaXNoZXIy OTA4OQ==