15 lijk de Schrift citeert, maar iets aangeeft waar de Bijbel wel degelijk voorbeelden van geeft. Denk aan uitdrukkingen als: ‘de brug opgehaald’, ‘Gods keurlingen’ of ‘een rover van de hel’. We komen hier verderop in het boek nog op terug. Als er dus in een uitdrukking geen lijn loopt naar de Schrift, of als er geen voorbeelden van te vinden zijn in Gods Woord, kan men mijns inziens die uitdrukking beter achterwege laten. Of in ieder geval deze niet gebruiken om iets wat geestelijk is te illustreren. Een sprekend voorbeeld hiervan zou kunnen zijn de uitdrukking dat een geopenbaarde Christus nog geen toegepaste Christus is. Het is waar dat de Schrift spreekt van Christus die Zich openbaart. En dat Hij toegepast moet worden door het werk van de Heilige Geest, is overduidelijk. Maar dat het ene gebeurt zonder het andere, dat openbaring en toepassing los van elkaar staan, dat is onschriftuurlijk. Dan gaat zo’n uitdrukking een onschriftuurlijk leven leiden en dat kan tot onnodige verwarring leiden in het leven van Gods kinderen. Boodschap van de tekst Wat op de preek van toepassing is, dat is mijns inziens ook van toepassing op het gebruik van uitdrukkingen en gezegden: die moeten Schriftgebonden zijn. Gebonden aan de Schrift mag de boodschap van de tekst tot boodschap gemaakt worden. Een Bijbeltekst op zich is namelijk nog niet een gehouden preek. Daar komt méér voor kijken. De tekst moet immers verklaard en toegepast worden. Daarin is een boodschap voor ieder. En de preek is niet maar een
RkJQdWJsaXNoZXIy OTA4OQ==