9789033132582

16 liefhebben is niet lief vinden. Als we mensen met wie er een conflict is, lief zouden moeten vinden, zou dat heel tegennatuurlijk zijn. Maar dat vraagt God ook niet van ons! We hoeven iemand aan wie wij een hekel hebben, niet lief te vinden. Dat zou ook niet kunnen! Maar we mogen hem wel liefhebben, sterker nog: we moeten hem liefhebben. Als een wetgeleerde aan de Heere Jezus vraagt: ‘Wie is mijn naaste?’ vertelt Hij de gelijkenis van de barmhartige Samaritaan (Lukas 10:25-37). Uit deze gelijkenis blijkt dat tot onze naasten ook vijanden behoren. In de Bergrede wijst de Heere Jezus hier ook op en laat een bevel uitgaan: ‘Maar Ik zeg u: Hebt uw vijanden lief; zegent ze die u vervloeken; doet wel dengenen die u haten; en bidt voor degenen die u geweld doen en die u vervolgen’ (Mattheüs 5:44). Vanuit onszelf een onmogelijk gebod om in praktijk te brengen. Naastenliefde vinden we op zich vanzelfsprekend. Vooral zwakken en zieken omons heenmoeten geholpenworden. Maar liefde voor vijanden, daar hebben we moeite mee. Het is dan ook iets wat van boven komt. Wat God kan schenken vanwege het volbrachte Middelaarswerk van Zijn Zoon, Die bad voor Zijn vijanden: ‘Vader, vergeef het hun; want zij weten niet wat zij doen.’ Het is iets wat uit genade alleen door God Zelf geleerd kan worden, door de kracht van de Heilige Geest, in de weg van geloof en bekering. Dan gaan we het beeld van Christus vertonen zoals Stéfanus, die bad voor degenen die hem stenigden: ‘Heere, reken hun deze zonde niet toe!’ Ook in het Oude Testament komen we de liefde voor de vijand tegen. In Spreuken 25:21 lezen we: ‘Indien degene, die u haat, hongert, geef hem brood te eten; en zo hij dorstig is, geef hem water te drinken.’ De

RkJQdWJsaXNoZXIy OTA4OQ==