20 hou me in. Aan de andere kant van de stoel van de juffrouw is niemand. Maar dat duurt maar even. Een klasgenootje krijgt dezelfde straf. Hij staat net naast de juf, of hij begint te huilen. Ik doe m’n best om niet mee te gaan huilen, een grote brok in m’n keel. ‘Jij mag weer naar je stoeltje,’ zegt de juf tegen mijn klasgenootje. Wat vind ik dit oneerlijk! Ik sta er toch al langer? Mijn rechtvaardigheidsgevoel speelt op. Ik sta de tranen weg te slikken. Dan gaat de bel. Zo snel als ik kan, loop ik naar huis. Door deze ervaring ben ik heel angstig geworden voor straf. Braaf doe ik m’n best op school. Zeven jaar Huilend en angstig zit ik naast mijn moeder in de kerkbank. Het grote gebed is klaar en nu volgt de samenzangmet collecte. De organist zet in en de gemeente zingt. De eerste collectezak komt langs, de tweede, en daarna de derde. Ik huil zachtjes. De gemeentezang overstemt mijn gesnik, maar mijn moeder heeft het wel in de gaten. ‘Wat is er toch met je, Nadia?’ Geen antwoord. De volgende zondagen is het weer zo. Elke keer als de collectezak langskomt, huil ik. ‘Nadia, waarom huil je zo?’ Mijn moeder vraagt het telkens weer. ‘Ik ben zo bang,’ zeg ik eindelijk. ‘Waarom ben je zo bang?’ M’n lip trilt. ‘Ik ben zo bang dat we arm worden...’ Mijn moeder stelt me gerust. Keer op keer. De geruststellingen helpen maar een beetje. Ik huil niet meer, maar de angst blijft. Inktpot Inmiddels zit ik in groep drie van de basisschool. We hebben tekenles.
RkJQdWJsaXNoZXIy OTA4OQ==