9789033132629

14 ROEPING VAN DE PRIESTERS In het Oude Testament blijkt dat allereerst de huisvader een heilige roeping had te vervullen. Hij moest de kennis van het Goddelijke gebod zijn kinderen inprenten, opdat het nageslacht niet zou wijken van de paden des Heeren, maar ook dat zij hun hoop op God zouden stellen, zie Psalm 78. Daarnaast had de Heere een bijzondere taak toevertrouwd aan de priesters. Zij moesten niet alleen verzoening doen voor de zonden van het volk en voor de enkele Israëliet, zij moesten niet alleen waken voor de reinheid van elke Israëliet, maar het was ook hun taak om het volk te onderwijzen in de wet van de Heere. De profeten in Gods Woord, de trouwe wachters in Israël, wijzen er herhaaldelijk op dat een van de grote oorzaken van het diepe verval ligt in de nalatigheid van de priesters. Die verzuimden hun roeping te volbrengen met betrekking tot de geestelijke verzorging van het volk dat aan hun zorgen was toevertrouwd. Ook de profeten zelf moesten op deze wijze arbeiden onder het volk. Denk aan de roeping van de profeet Ezechiël: ‘Mensenkind, Ik heb u tot een wachter gesteld over het huis Israëls; zo zult gij het woord uit Mijn mond horen en hen van Mijnentwege waarschuwen’ (Ezechiël 3:17). Bij Ezechiël zien we vervolgens ook hoe het volk Israël wordt vergeleken met een schaapskudde. God is de

RkJQdWJsaXNoZXIy OTA4OQ==