17 openbaar en bij de huizen’ (Handelingen 20:20). In navolging van de apostelen is het ook de taak van de ambtsdragers omniet alleen in het algemeen, maar ook inhet bijzonder de gemeente enhaar leden te verzorgen. Dat blijkt uit de namen die hun gegevenworden, alsook de omschrijving van de plichten aan hun ambt verbonden. Bij het reeds genoemde afscheid van de ouderlingen van Efeze wekt Paulus ze op: ‘Zo hebt dan acht op uzelven, en op de gehele kudde, over dewelke u de Heilige Geest tot opzieners gesteld heeft, om de gemeente Gods te weiden, welke Hij verkregen heeft door Zijn eigen bloed’ (Handelingen 20:28). En in Hebreeën 13 wordt van de voorgangers gezegd: ‘Want zij waken voor uw zielen’ (vers 17). In 1 Thessalonicenzen 5 schrijft Paulus: ‘En wij bidden u, broeders, vermaant de ongeregelden, vertroost de kleinmoedigen, ondersteunt de zwakken, zijt lankmoedig jegens allen’ (vers 14). De apostelen hadden dus niet alleen oog voor de publieke, maar ook voor de persoonlijke verzorging van de gelovigen.
RkJQdWJsaXNoZXIy OTA4OQ==